Jaarrapportage 2021-2022 | December 2022
Jaarrapportage 2021-2022
December 2022
Samenwerking | 4 actielijnen
De cruciale succesfactor voor elk convenant is samenwerking. Die samenwerking gaat binnen het Convenant Voedingsmiddelen over 4 actielijnen: due diligence support, impactprojecten, toegang tot herstel en kennissessies. Wat is er in het vierde convenantsjaar bereikt?
Actielijn 1
Due diligence support | Ondersteuning voor (mkb-)bedrijven
Een belangrijk doel van het convenant is bedrijven ondersteunen in hun due diligence proces. De werkgroep due diligence support heeft hiervoor de afgelopen jaren verschillende instrumenten ontwikkeld, waaronder de online IMVO self-assessment tool en het IMVO-stappenplan. Daarnaast is er via webinars en trainingen een begin gemaakt met het opzetten van een Local Expert Network.
- Online IMVO self-assessment tool
De online self-assessment tool is in twee versies beschikbaar: de uitgebreide vragenlijst (ook in een Excel-versie) voor het grotbedrijf en een aangepaste, interactieve versie voor het mkb. De mkb-versie is in 2022 bijgewerkt en voor de derde keer ingezet. Het is nu ook mogelijk om alle antwoorden te downloaden en deze intern te delen. De bijbehorende kennisbank wordt constant actueel gehouden met nieuwe informatie en events. Zo is de factsheet voor cashew geactualiseerd en wordt er binnenkort een uitgebreide risicoanalyse van de rijstketen gepubliceerd. Uit de webtool bleek dat rijst vaak wordt ingekocht, maar dat de risico’s daarvan niet altijd bekend zijn. De documenten zijn ook te downloaden via de convenantswebsite. Bedrijven die met de monitoring hebben meegedaan, kunnen een vervolggesprek aangaan met convenantspartijen om vraagstukken te bespreken en kennis uit te wisselen.
Eric Baute
R&D&Q-manager Iglo Nederland
“Het assessment laat zien waar we als bedrijf staan en wat er nog te verbeteren valt. Dat is belangrijk om te weten. Onze deelname aan het convenant is vrijwillig, maar als er straks wetgeving van kracht wordt, dan moeten we laten zien dat we aan de eisen voldoen. En zelfs als we daaraan voldoen, blijft er nog veel te verbeteren in de ketens, daar ben ik van overtuigd.”
LEES VERDER
- Initiatief Local Expert Network
In 2022 is een start gemaakt met het opbouwen van het Local Expert Network, een initiatief van alle maatschappelijke organisaties in het convenant, gefinancierd door het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO) van RVO. Zo’n 50 experts in West-Afrika, Oost-Afrika, Azië en Latijns-Amerika zijn door middel van een 3-daagse training opgeleid tot risicobeoordelingsexperts voor de agrifoodsector. De training bestond uit kennisoverdracht, praktische oefeningen en casusbesprekingen, gericht op Human Rights Due Diligence-risico's. Het is de bedoeling dat de onderzoeken die de lokale experts uitvoeren, worden opgenomen in een database (een risicomatrix) die toegankelijk is voor alle convenantspartijen. Hierdoor krijgen bedrijven dieper inzicht in de risico's waarbij ze betrokken of mee te maken kunnen hebben / waaraan ze gekoppeld zijn. Het Local Expert Netwerk wordt onder meer via de Kennisbank bij de self-assessmenttool van FNLI en KNSV, bij bedrijven onder de aandacht gebracht.
Marco Dubbelt
Programmamanager Global March
“Wij vinden het heel belangrijk om zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale experts. Daarom hebben mijn Indiase collega’s de training in Thailand gegeven.”
LEES VERDER
- Webinar-serie Human Rights Due Diligence
Voorbereidend op de fysieke trainingsbijeenkomsten voor lokale experts organiseerde het convenant eind 2021/ begin 2022 een serie webinars. Na een introductie-webinar over Human Rights Due Diligence en risicomanagement, werden de thema’s arbeidsomstandigheden, leefbaar loon/ inkomen, kinderarbeid en milieurisico’s behandeld. De webinars werden gefaciliteerd door CNV Internationaal, FNV, Cordaid en Global March en zijn via de convenantswebsite terug te kijken.
Actielijn 2
Projecten | Meer impact on the ground
In het vierde convenantsjaar is op twee lopende projecten voortgang gemaakt en zijn twee nieuwe initiatieven op stapel gezet.
- Cashew-/ketenverduurzamingstraject
Het afgelopen jaar is een traject ingezet om binnen de gehele cashewketen tot verduurzaming te komen. Samen met bedrijven, ngo’s en vakbonden is gewerkt aan een gemeenschappelijke visie waarin het pad wordt verkend om vanaf 2030 in de hele keten duurzame cashew te produceren, te sourcen en te verwerken. Vanuit die gezamenlijke visie wordt een aanpak besproken langs de lijnen van de OESO-FAO richtlijnen. Daarbij wordt verder gekeken dan de einddatum van het convenant.
Kees Knulst en Jacob van der Duijn Schouten
Politiek adviseurs Woord en Daad
“Als ontwikkelingsorganisatie richten wij ons graag op concrete projecten. Zo hebben wij vorig jaar een verkenning gedaan voor een cashew-project in West-Afrika en Azië. Convenantsvoorzitter Ewald Wermuth nam daarop dit jaar het initiatief om samen met een aantal convenantspartijen tot een visie te komen op de verduurzaming van de cashewketen.”
LEES VERDER
- Kurkuma-project India
Woord en Daad heeft samen met specerijenfabrikant NedSpice en leverancier Fuchs in oktober 2022 een voorstel ingediend bij het FVO van RVO voor een kurkuma-project in India. Het doel is om inzicht te krijgen in de risico's van de internationale kurkuma-waardeketen en de aanpak die nodig is om kleinschalige kurkumaboeren in de regio Andhra Pradesh van een leefbaar inkomen te voorzien. Als de aanvraag wordt goedgekeurd, gaat de Indiase partner van Woord en Daad, Job Booster, aan de slag met het onderzoek.
Het doel van het leefbaar loon-bananenproject is om het gat tussen betaald loon en leefbaar loon inzichtelijk te maken en dit binnen 5 jaar voor 75 procent te dichten, zodat arbeiders op bananenplantages hun gezinnen kunnen onderhouden en in staat zijn hun kinderen naar school te laten gaan. Inmiddels is 75 procent van de totale Nederlandse inkoop van bananen in kaart gebracht; vorig jaar was dit 42 procent. Het Nederlandse inkoopvolume van de 217 onderzochte plantages bedraagt gemiddeld 3 procent. Met de door IDH ontwikkelde Salary Matrix en met hulp van leveranciers is hierdoor beter inzicht verkregen in het leefbaar-loongat. Dit was in 2021 berekend op gemiddeld 9 procent en is nu bijgesteld naar 10,7 procent. Het onderzoek naar het loongat wordt de komende jaren voortgezet. Samen met ketenpartijen en convenantspartijen wordt aan oplossingen gewerkt om het gat te dichten. Het ‘Leefbaar Loon Bananencommitment’ is in 2019 ondertekend door CBL, veertien Nederlandse supermarkten en IDH.
Marloes Bruin
Sustainability manager Albert Heijn
“Samen met Superunie, onze leverancier Fyffes en Rainforest Alliance zijn wij een onderzoek gestart om concrete oplossingen te vinden. De inzichten die wij hierbij opdoen, delen we met IDH, zodat die deze kennis ook weer kan helpen verspreiden naar anderen en andere projecten. Het gaat nu om bananen, maar straks mogelijk ook om producten als ananas, thee of rozen.”
LEES VERDER
Jan Gilhuis
Senior programmamanager IDH
“Als bedrijven gezamenlijk inzetten op leefbaar loon, komt er een eind aan de concurrentie op lonen. Leefbaar loon moet de ondergrens zijn. Geen enkel bedrijf moet daar onder willen zitten. We zijn hiermee begonnen in de bananensector, maar het geldt natuurlijk ook voor alle andere sectoren.”
LEES VERDER
Het tomatenproject, een samenwerking tussen CBL en FNV, startte in 2021 met een onderzoek naar risico’s in de productieketen van ingeblikte tomaten in Zuid-Italië. Het resultaat van de impact assessment werd begin 2022 gepubliceerd en bevestigde dat er in deze keten sprake is van ernstige risico’s op het gebied van mensenrechten, waaronder illegale arbeid en uitbuiting, met name van arbeidsmigranten. Het rapport bevatte aanbevelingen om de arbeidsomstandigheden in de Italiaanse tomatenketen te verbeteren. FNV en CBL blijven daar samen aan werken.
Het CBL heeft samen met zijn leden een Actieplan opgesteld dat de supermarkten branche-breed gaan uitvoeren, zoals een verkenning van andere initiatieven in Zuid-Italië om uitbuiting en illegale arbeid tegen te gaan, betere verankering van de geïdentificeerde risico’s in bestaande standaarden, beleid en analyses, en een gezamenlijk onderzoek op Nederlands en Europees niveau naar mogelijkheden om de arbeidsomstandigheden in de keten te verbeteren. De supermarkten stellen daarnaast ook individueel actieplannen op. De andere convenantspartijen helpen waar mogelijk om de aanbevelingen uit het rapport breder door te voeren, omdat het probleem van arbeidsmigranten breder speelt dan alleen in Zuid-Italië.
Vivian Vaessen en Jos Hendriks
Beleidsmedewerkers FNV
Het feit dat we in dit project vanaf het begin samen zijn opgetrokken, en zowel CBL als FNV het onderzoek zelf hebben gefinancierd, heeft zeker geholpen. Het heeft ons ook dichter bij elkaar gebracht en tot meer begrip geleid. We hebben hetzelfde doel voor ogen: goede arbeidsomstandigheden en eerlijke lonen voor de werknemers in het begin van de keten.”
LEES VERDER
Actielijn 3
Toegang tot Herstel | Melden en rechtzetten van misstanden
Toegang tot herstel is stap 6 in het due diligence-proces. Dit houdt in dat slachtoffers misstanden in de keten kunnen melden en genoegdoening krijgen van het bedrijf dat een misstand heeft veroorzaakt of daaraan heeft bijgedragen. De SER en FNV bereiden in overleg met CBL en KNSV een pilotproject voor, voor een sector-overstijgend klachtenmechanisme. Het doel van de pilot is om in een bepaalde regio, vooralsnog in India, een toegankelijk, legitiem, transparant en effectief klachtenmechanisme op te zetten. Naast bedrijven en brancheorganisaties uit de voedingsmiddelenindustrie, zullen ook bedrijven uit de natuursteensector bij deze sectoroverstijgende pilot aanhaken. Het klachtenmechanisme wordt belegd bij een organisatie die zaakbehandelaars kan uitsturen om klachten op locatie te onderzoeken. De bedrijven die bij de pilot zijn betrokken, worden geïnformeerd over klachten die hun producenten of leveranciers aangaan, zodat zij gezamenlijk hun invloed kunnen aanwenden om misstanden recht te zetten.
Jennifer Muller
Manager duurzaamheid CBL
“Het is ingewikkeld en niet efficiënt om als bedrijf in je eentje een klachtenmechanisme in te richten. Dat moet je als sector gezamenlijk doen en mogelijk zelfs sectoroverstijgend. Daarom is het belangrijk dat er aan een pilot wordt gewerkt.”
LEES VERDER
Actielijn 4
Kennissessies | Verdiepen en uitwisselen van kennis en ervaring
Het convenant organiseert kennissessies, trainingen en intervisiebijeenkomsten om de leden van de brancheorganisaties te ondersteunen bij het uitvoeren van IMVO-risicomanagement. De kennissessies worden zowel door de branches als door het SER-secretariaat georganiseerd, in samenwerking met ngo’s en vakbonden.
De SER heeft samen met de maatschappelijke organisaties in 2022 een succesvolle Due Diligence Roadshow gehouden. Op vijf plaatsen verspreid door het land werden in totaal zes 2-daagse due diligence trainingen georganiseerd. Daaraan deden in totaal 67 vertegenwoordigers van bedrijven uit de voedingsmiddelensector mee. Daarnaast namen ook vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en ministeries deel aan de trainingen, wat deelnemende partijen extra inzichten bood. In de training worden de belangrijkste aspecten van IMVO en internationale richtlijnen als de UNGP’s en de OESO-richtlijnen stap voor stap uitgelegd. De nadruk ligt op de toepassing daarvan in de praktijk. Er is ruimte om best practices te delen en in te zoomen op specifieke risico’s als kinderarbeid, sociale dialoog en vrijheid van vakvereniging. Vanwege het succes en de vraag van bedrijven wordt de training ook in 2023 aangeboden. Daar kunnen ook bedrijven uit andere sectoren bij aansluiten.
Renée van den Elsen
Adviseur duurzaamheid en communicatie Nedspice
“Omdat wij direct contact hebben met de boeren in ons NFPP-programma, kunnen wij voorkomende risico’s gemakkelijker identificeren en aanpakken. Voor indirecte supply chains ligt dit anders. In dat verband kan ik ieder bedrijf met internationale waardenketens aanraden om deel te nemen aan een bijeenkomst in de Due Diligence Roadshow, georganiseerd door de SER. Tijdens de training worden verschillende value chains onder de loep genomen en krijg je praktische handvatten waar je direct mee aan de slag kunt.”
LEES VERDER
- Nevi-training IMVO en inkoop
In januari 2022 vond de eerste training ‘IMVO en inkoop’ plaats. Deze training richt zich speciaal op inkopers in de voedingsmiddelenindustrie. De training is een initiatief van het IMVO Convenant Voedingsmiddelen in samenwerking met Nevi, het kennisnetwerk voor inkoop- en supply management. In februari 2022 was er een terugkomdag om met elkaar te reflecteren op de geleerde stof en om kansen en uitdagingen uit de praktijk te delen.
- MKB-intervisiebijeenkomst
Het afgelopen convenantsjaar is er een derde mkb-intervisiebijeenkomst gehouden. In deze kleinschalige bijeenkomsten wisselen mkb-leden van FNLI en KNSV ervaringen uit over due diligence. De derde bijeenkomst ging over het thema IMVO-communicatie, zowel intern, naar medewerkers, als extern, naar leveranciers, klanten en andere stakeholders. In het laatste convenantsjaar worden de intervisiebijeenkomsten voortgezet. Geïnteresseerde bedrijven kunnen zich via de branchevereniging aansluiten. - IRBC Webinar HAS/Convenant: resultaten due diligence onderzoek
Studenten van de International Food & Agribusiness van de HAS Hogeschool presenteerden op een webinar in januari 2022 de resultaten van zeven due diligence ketenanalyses die zij voor FNLI-leden hadden uitgevoerd. De analyses betroffen sinaasappelen, aardbeien, haver, kokosnoot, rozijnen, tarwe en komkommers. Dit leidde per product tot een infographic en aanbevelingen voor betrokken bedrijven. Het webinar was onderdeel van een samenwerking tussen het convenant, de FNLI en HAS, met als doel de gezamenlijke kennis over verantwoorde internationale ketens in de voedingsmiddelensector te vergroten en bij studenten onder de aandacht te brengen.
Eric Baute, R&D&Q-manager Iglo Nederland:
‘We zijn ons veel bewuster geworden van de impact van voedselproductie’
Het IMVO self-assessment en de Due Diligence Roadshow leverden Eric Baute, manager Research & Development & Quality van Iglo Nederland, veel op: kennis, nieuwe inzichten en inspiratie.
“Dit jaar hebben wij als lid van FNLI voor de derde keer de IMVO-self assessment ingevuld en meegedaan aan een training in de Due Diligence Roadshow. Het assessment laat zien waar we als bedrijf staan en wat er nog te verbeteren valt. Dat is belangrijk om te weten. Onze deelname aan het convenant is vrijwillig, maar als er straks wetgeving van kracht wordt, dan moeten we laten zien dat we aan de eisen voldoen. En zelfs als we daaraan voldoen, blijft er nog veel te verbeteren in de ketens, daar ben ik van overtuigd.
Iglo was als onderdeel van Unilever al bezig met IMVO-beleid, dat zijn we blijven doen, ook nu we onderdeel zijn van Nomad Foods. Wij worden ons als bedrijf steeds meer bewust van de impact van voedselproductie op mensen, dieren en milieu. Die bewustwording zien we in de hele samenleving. Consumenten zijn de laatste jaren kritischer geworden. Ze willen weten wat wij aan verduurzaming doen. Het IMVO-convenant helpt ons om negatieve impact aan te pakken. De sustainable development goals van de Verenigde Naties helpen ons om positieve impact te maken. De doelen liggen in elkaars verlengde.
Bij Iglo gaat het onder meer over de ketens van vis, kip, palmolie en groenten. Daar hebben we actieprogramma’s voor ingezet. Wij verwerken bijvoorbeeld kippen met het Beter Leven-keurmerk. En als onderdeel van het Farm Sustainability Assessment (FSA) vragen wij van onze groentetelers om 10 meter bloemenmengsel rond een akker in te zaaien, om de biodiversiteit te bevorderen.
De Due Diligence-training in Tilburg heeft mij ook weer nieuwe inzichten opgeleverd. Het is heel inspirerend om samen met andere bedrijven en maatschappelijke organisaties concrete praktijkvoorbeelden te bespreken. Niemand heeft de wijsheid in pacht, hoe groot of klein je als bedrijf ook bent. Het helpt om elkaar vragen te stellen en met elkaar mee te denken. We moeten het hebben van samenwerking.
Deelname aan het convenant en aan dergelijke activiteiten helpt en inspireert mij om het IMVO-beleid van Iglo en onze actieprogramma’s aan te scherpen. Wij moeten ons best doen, als bedrijf en als sector, om de wereld een beetje beter te maken.”
Marco Dubbelt, programmamanager Global March
‘Kinderarbeid vraagt specifieke oplossingen per gebied’
Global March strijdt tegen kinderarbeid en doet dat area-based: samen met lokale partners en gemeenschappen. Die lokale benadering is volgens Marco Dubbelt, programmaleider van Global March in Nederland, het meest effectief.
Local Expert Netwerk
“Het convenant bouwt aan een internationaal Local Expert Network in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Het afgelopen jaar hebben we webinars en trainingen georganiseerd over human rights due diligence en het maken van risicoanalyses. Wij vinden het heel belangrijk om zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale experts. Daarom hebben mijn Indiase collega’s de training in Thailand gegeven. Het begin is er, de komende jaren moet blijken of het Local Expert Network een structurele rol krijgt in de due diligence van bedrijven en of de opgedane kennis en ervaring worden geborgd. De nieuwe subsidieregeling Sectorale Samenwerking biedt daar wel kansen voor. Het Local Expert Network kan de relatie tussen bedrijven hier en leveranciers en producenten daar versterken. Onze lokale partners staan daar graag voor open.”
Toegang tot herstel
“Samenwerking met lokale partners is ook noodzakelijk om slachtoffers van ondernemersactiviteiten toegang tot herstel te bieden. Global March heeft goede ervaring met het Child Labour Monitoring System. We zetten dit systeem op in regio’s waar grondstoffen of producten voor de export worden gefabriceerd en gaan samen met partijen in die omgeving op zoek naar signalen van kinderarbeid. Als er sprake is van kinderarbeid, onderzoeken we wat de oorzaken daarvan zijn, zodat we die oorzaken heel specifiek kunnen aanpakken. Daarbij hebben de betrokken afnemers een belangrijke rol. Het is jammer genoeg niet gelukt om binnen het convenant met een CLMS-pilot aan de slag te gaan, maar er komt wel een pilot waarin areabased aan een klachtenmechanisme wordt gewerkt.”
Kokosproject Filipijnen
“In het laatste convenantsjaar gaan we nog van start met een kokokproject in de Filipijnen, een van de grootste kokosproducenten ter wereld. Dat doen we samen met Cordaid en de brancheverenigingen VERNOF en MVO. Deelnemende bedrijven zijn Cargill en Wilmar, grote importeurs van oliën en vetten. Het project richt zich met name op kleinschalige boeren en kinderarbeid. Het is bekend dat er in de kokosteelt veel kinderarbeid voorkomt. Kinderen klimmen de bomen in om de kokosnoten te plukken.
Het project begint met een onderzoek om in kaart te brengen hoe ernstig het probleem van kinderarbeid op de Filipijnen is, wat de oorzaken zijn en wat er nodig is om kinderen uit de arbeid te halen. De praktijk leert dat er allerlei onderliggende oorzaken zijn, zoals te weinig inkomen. Soms zijn er geen scholen in de buurt. Die oorzaken moeten we aanpakken. Door de kokosketen transparanter te maken en meer contact te hebben met lokale boeren, komen we tot betere, gebiedsspecifieke oplossingen om kinderarbeid tegen te gaan. Daarmee kan dit project als voorbeeld dienen voor andere landen en andere ketens.”
Jacob van der Duijn Schouten en Kees Knulst, politiek adviseurs Woord en Daad
‘Ketenverduurzaming blijft samenwerking vragen’
Het kostte tijd om vertrouwen op te bouwen tussen de partijen in het convenant. Jacob van der Duijn Schouten en Kees Knulst, politiek adviseurs bij Woord en Daad, hopen dat de samenwerking zo sterk is dat bedrijven en maatschappelijke organisaties elkaar na het convenant blijven vasthouden.
Concrete projecten
“Als ontwikkelingsorganisatie richten wij ons graag op concrete projecten. Zo hebben wij vorig jaar een verkenning gedaan voor een cashew-project in West-Afrika en Azië. Convenantsvoorzitter Ewald Wermuth nam daarop dit jaar het initiatief om samen met een aantal convenantspartijen tot een visie te komen op de verduurzaming van de cashewketen. De laatste versie van het visiestuk moet nog worden besproken, maar als die gezamenlijk visie er ligt, kunnen we vervolgstappen zetten, misschien wel in de vorm van een project.
Intussen onderzoeken we ook de mogelijkheden om samen met andere partijen een project rond kurkuma op te zetten in India, met als doel kleinschalige kurkumaboeren te helpen om een leefbaar inkomen te verwerven. Mogelijk kan onze Indiase partnerorganisatie Job Booster, een rol vervullen in het onderzoek naar risico’s op het gebied van mensenrechten en milieu en naar het gat tussen leefbaar inkomen en het inkomen dat kurkumaboeren nu verdienen.”
Due Diligence Roadshow en Nevi-training
“De laatste jaren heeft het convenant onder meer ingezet op due diligence support en kennisoverdracht. Daar hebben ook wij met plezier aan meegewerkt. De Due Diligence roadshows en de Nevi-training ‘IMVO en inkoop’ in Nederland waren een groot succes. Kennelijk zijn heel veel bedrijven op het punt aangekomen dat ze willen weten wat due diligence inhoudt en wat ze daar in hun dagelijkse praktijk mee moeten. Tijdens de trainingen is er tijd om vragen en casussen te bespreken en met elkaar in gesprek te gaan. Hierdoor krijgen wij als maatschappelijke organisaties de kans om met bedrijven in contact te komen en onze kennis, ervaring en netwerken te delen.
Het is mooi dat in de afgelopen jaren het vertrouwen tussen de convenantspartijen is gegroeid. Dat biedt kansen op samenwerking. Wij kunnen bedrijven ondersteunen om hun ketens transparant te maken. Bedrijven hebben zicht op hun leveranciers, de eerste schakel in de keten, maar hebben soms minder beeld bij wat er verderop in de keten gebeurt, hoe het zit met de werkomstandigheden in een fabriek of het inkomen van kleinschalige boeren.
Het convenant loopt in 2023 af. Dat is in zekere zin jammer, want het kostte tijd om vertrouwen op te bouwen. Maar wij hopen dat de samenwerking nu zo sterk is dat bedrijven en maatschappelijke organisaties elkaar ook na die tijd vasthouden en weten te vinden. We hebben elkaar nodig om waardenketens te verduurzamen. Als er straks IMVO-wetgeving van kracht wordt, misschien nog wel meer.”
Marloes Bruin, sustainability manager Albert Heijn
‘We werken aan een marktransformatie richting duurzaamheid’
Albert Heijn heeft het leefbaar-loongat voor zijn hele bananenassortiment in kaart gebracht. De volgende stap in het leefbaar loon-/ bananenproject is oplossingen vinden om leveranciers te ondersteunen om het loongat te vullen. Volgens Marloes Bruin, sustainability manager Albert Heijn, is dat nog niet zo eenvoudig.
“Het streven naar leefbaar loon is echt in opkomst. Na het commitment van de Nederlandse retailers zijn er ook initiatieven in Duitsland en Engeland gestart. Wat daarbij een belangrijke rol speelt, is dat er nu een eenduidige methode is om het leefbaar-loongat in kaart te brengen. In het leefbaar loon-/bananenproject werken we met de Salary Matrix van IDH. Met dit instrument kan daadwerkelijk bepaald worden of medewerkers een leefbaar loon verdienen.
Het project loopt nu drie jaar. Het is ingewikkelder gebleken dan we vooraf hadden gedacht, maar we hebben wel concrete stappen gemaakt. Het invullen van de Salary Matrix is veel werk en de methodologie is nog niet bij iedereen goed bekend. Maar wij zijn nu zover dat alle plantages waar wij bananen inkopen de matrix hebben ingevuld. In de komende projectrapportage hebben wij dus voor 100 procent van ons bananenassortiment inzicht in het leefbaar-loongat.
De volgende stap is het dichten van die kloof. Het lijkt misschien makkelijk om dat gat te dichten, maar we lopen daarbij tegen allerlei belemmeringen aan. Lokale wetgeving bijvoorbeeld, kan dit lastig maken. Bovendien zijn wij niet de enige afnemer van de telers. Wij kunnen alleen voor ons eigen aandeel de kloof proberen te dichten.
Samen met Superunie, onze leverancier Fyffes en Rainforest Alliance zijn wij een onderzoek gestart om concrete oplossingen te vinden. De inzichten die wij hierbij opdoen, delen we met IDH, zodat die deze kennis ook weer kan helpen verspreiden naar anderen en andere projecten. Het gaat nu om bananen, maar straks mogelijk ook om producten als ananas, thee of rozen.
Een hoger loon voor plantagemedewerkers betekent niet per se dat bananen in de winkel duurder worden. Er zijn meerdere factoren die de prijs bepalen. Maar dat is iets waar onze commerciële afdeling zich mee bezig houdt. Met dit project streven wij ernaar dat medewerkers op bananenplantages een leefbaar loon verdienen.”
Jan Gilhuis, senior programmamanager IDH
‘We werken aan een marktransformatie richting duurzaamheid’
De supermarkten hebben met het leefbaar loon-/bananenproject internationaal leiderschap getoond, vindt Jan Gilhuis, senior programmanager bij IDH. Leefbaar loon moet volgens hem de ondergrens worden.
“Het leefbaar loon-/bananenproject is een baanbrekend project. De Nederlandse supermarkten hebben hiermee leiderschap en lef getoond en een voorbeeld gesteld dat inmiddels navolging krijgt door retailers in Duitsland, België en Engeland. Leefbaar loon was jarenlang zo’n onderwerp waar niemand wat mee kon, nu is het iets waarmee bedrijven echt aan de slag kunnen.
Het project startte in 2019 en was het eerste initiatief dat gebruik maakte van de Salary Matrix, dat door IDH en Rainforest Alliance werd gelanceerd en door alle partners verder is ontwikkeld in het IDH Living Wages Roadmap platform. De Salary Matrix is een instrument dat door bedrijven in elke sector en elk land kan worden ingevuld en dan berekent wat het gat is tussen het betaalde loon en het leefbaar loon. Een leefbaar loon is het loon dat iemand nodig heeft om redelijk van te kunnen leven. Het is nog steeds niet veel, maar wel voldoende om bijvoorbeeld kinderen naar school te laten gaan in plaats van te laten werken.
In het leefbaar loon-bananenproject hebben plantage-eigenaren de matrix ingevuld, in vijf Latijns Amerikaanse landen. Voor het grootste deel van het bananenassortiment van de Nederlandse supermarkten is het loongat nu in beeld. Het verschil is 10,7 procent, gemiddeld over de gemeten plantages. De supermarkten hebben zich gecommitteerd om in 2025, 75% van dat gat op te vullen.
Weten wat het loongat is en het loongat invullen, zijn twee verschillende dingen. Het is niet zo dat als supermarkten 10 procent meer voor bananen betalen, het probleem is opgelost, want dat geld komt niet automatisch bij de werknemers van een plantage terecht. Er zijn structurele, passende oplossingen nodig die ook door certificerende instellingen kunnen worden gecontroleerd. Als leefbaar loon onderdeel wordt van de certificeringen zijn we echt een stap verder.
Een leefbaar loon betalen betekent niet dat de prijzen in de supermarkten automatisch omhooggaan. Er zijn veel meer factoren die de prijs van een product bepalen, daarom is het ook zo belangrijk dat de afdelingen duurzaamheid en inkoop van bedrijven dezelfde doelstellingen hebben, en vooral ook dat het IMVO-beleid op directie- en bestuursniveau wordt uitgedragen.
Als bedrijven gezamenlijk inzetten op leefbaar loon, komt er een eind aan de concurrentie op lonen. Leefbaar loon moet de ondergrens zijn. Geen enkel bedrijf moet daar onder willen zitten. We zijn hiermee begonnen in de bananensector, maar het geldt natuurlijk ook voor alle andere sectoren. Na de bananen zal deze beweging verder gaan. Daar wil IDH aan bijdragen: we werken aan een markttransformatie richting duurzaamheid.”
Vivian Vaessen en Jos Hendriks, beleidsmedewerkers FNV
‘Het tomatenproject heeft ook impact buiten de tomatenketen’
IMVO begint in Europa, vindt de FNV. Het tomatenproject heeft misstanden aan het licht gebracht, die zeker niet alleen bij arbeidsmigranten in Zuid-Italïe spelen. Jos Hendriks en Vivian Vaessen, FNV- beleidsmedewerkers, willen na het onderzoek daadwerkelijke acties. Samen met CBL, overheid en andere convenantspartners.
“Het onderzoek dat CBL en FNV hebben laten uitvoeren in Zuid-Italië heeft bevestigd wat al vaker was gezegd: er gaat heel veel mis met arbeidsmigranten, zowel qua lonen en arbeidsomstandigheden als vakbondsvrijheid. En dat speelt niet alleen in de Italiaanse ingeblikte-tomatenketen.
Het onderzoeksrapport is in januari gepubliceerd en heeft heel wat aandacht gekregen. De Italiaanse ambassadeur heeft het CBL en ons zelfs uitgenodig om over het onderzoek te komen praten. Niet omdat wij de eersten zijn die over de misstanden begonnen, maar vermoedelijk wel omdat het een onderzoek was van een vakbond en een brancheorganisatie samen. Samen kunnen we echt meer impact maken.
Het feit dat we in dit project vanaf het begin samen zijn opgetrokken, en zowel CBL als FNV het onderzoek zelf hebben gefinancierd, heeft zeker geholpen. Het heeft ons ook dichter bij elkaar gebracht en tot meer begrip geleid. We hebben hetzelfde doel voor ogen: goede arbeidsomstandigheden en eerlijke lonen voor de werknemers in het begin van de keten.
Het CBL heeft naar aanleiding van het onderzoek een actieplan opgesteld. Als convenant kijken we hoe we de aanpak van het probleem kunnen verbreden naar ander sectoren en landen waar arbeidsimmigranten werken. Het Engelse initiatief ETI is hier ook mee bezig. Wat we willen, is dat de sociale dialoog wordt versterkt en dat certificerende instanties scherper zijn op problemen in de keten, maar we willen ook dat de overheid, zowel op nationaal als Europees niveau, in actie komt en ervoor zorgt dat de Europese en nationale wetgeving wordt nageleefd en daar ook op handhaaft. Ook in Nederland hebben we op dat punt iets te doen.
Het is een probleem dat we het komend jaar niet meteen kunnen oplossen, maar ook als het convenant is afgelopen, houden we dit vast. Want IMVO gaat verder.”
Jennifer Muller, manager duurzaamheid CBL:
‘Er is niet één oplossing die overal past’
Supermarkten lopenvoorop met hun IMVO-beleid, maar ervaren ook de grenzen van wat zij in hun eentje kunnen veranderen. Het tomatenproject en het leefbaar loon-/bananenproject bevestigen volgens Jennifer Muller, manager duurzaamheid bij CBL, de noodzaak van samenwerking.
Monitoring
“De supermarkten zitten op sommige onderdelen tegen het plafond van wat ze als individueel bedrijf kunnen doen om risico’s op het gebied van mensenrechten en milieu terug te dringen. Dat is ook terug te zien in de monitoringuitkomsten van het vierde jaar IMVO-convenant Voedingsmiddelen. De resultaten verschillen namelijk nauwelijks van die van het derde jaar. Er wordt hoog gescoord, maar dat wil niet zeggen dat alle problemen in de keten zijn opgelost. Het geeft wel aan dat de supermarkten daar continu mee bezig zijn. Due diligence blijft namelijk hard werken.
Om verder te komen, is nog meer samenwerking nodig. Een voorbeeld is het klachtenmechanisme, waarbij betrokkenen een klacht kunnen indienen of melding kunnen doen over een nadeel dat zij ondervinden door activiteiten waarbij Nederlandse bedrijven bij betrokken zijn. Dit punt staat hoog op de agenda voor het laatste convenantsjaar. Het is ingewikkeld en niet efficiënt om als bedrijf in je eentje een klachtenmechanisme in te richten. Dat moet je als sector gezamenlijk doen en mogelijk zelfs sectoroverstijgend. Daarom is het belangrijk dat er aan een pilot wordt gewerkt. We zullen zo’n mechanisme ook na het convenant nodig hebben. Zeker als er IMVO-wetgeving van kracht wordt. ”
Bananenproject
“Het leefbaar loon-/bananenproject heeft het afgelopen jaar goede voortgang geboekt. Het aantal plantages dat de Salary Matrix van IDH heeft ingevuld, is verder gestegen. Daardoor is inzichtelijk geworden dat het loongat tussen betaald en leefbaar loon 10,7 procent bedraagt. In totaal hebben 217 plantages de salary matrix ingevuld; dit dekt 75 procent van het totale bananenassortiment van de supermarkten. De deelnemende supermarkten kopen 3 procent van het totale volume van de deelnemende plantages in. Ze hebben dus maar een heel beperkt aandeel, wat aangeeft hoe belangrijk het is dat ook andere retailers hieraan werken.
Albert Heijn, Superunie en Jumbo zijn met leveranciers in gesprek over oplossingen om het leefbaar-loongat te dichten. Er is niet één oplossing die overal past. De situatie verschilt per plantage, daarom is er maatwerk nodig. Bijvoorbeeld in de vorm van een hoger loon of juist niet-financiële tegemoetkomingen, zogeheten in-kind benefits, zoals vervoer, kinderopvang, maaltijden of schoolboeken. Het doel is om tot structurele oplossingen te komen die opschaalbaar zijn en later ook in andere ketens kunnen worden toegepast.”
Tomatenproject
“De problemen met de tomatenketen in Zuid-Italië laten ook zien dat samenwerking noodzakelijk is. Wij hebben in 2021 samen met de FNV onderzoek laten doen. Daaruit bleek dat er risico is op uitbuiting, discriminatie en gebrek aan vrijheid van vakvereniging en dat die risico’s veelal betrekking hebben op arbeidsmigranten. Het is belangrijk dat deze risico’s aan het licht zijn gekomen. Deze risico’s spelen niet alleen in Italië, maar ook in andere Europese landen met arbeidsmigranten. En dat ondanks alle Europese wet- en regelgeving.
Om verandering te bereiken, moeten de betrokken nationale overheden hun verantwoordelijkheid nemen en erop toezien dat de wet- en regelgeving wordt nageleefd. Supermarkten willen ook hun invloed aanwenden om, binnen het volume dat zij kopen en de slagkracht die zij hebben in de keten, verandering teweeg te brengen. Daarom hebben wij, naast de acties van individuele supermarkten, een branchebreed actieplan opgesteld met diverse acties, waaronder de inzet op betere verankering van geïdentificeerde risico’s in bestaande standaarden. De lessen die we in het tomatenproject opdoen, zijn vast en zeker ook toepasbaar op andere ketens met soortgelijke risico’s.”
Renée van den Elsen, adviseur duurzaamheid en communicatie Nedspice:
‘Duurzaamheid is een gezamenlijk belang’
Nedspice gelooft in langdurige partnerschappen, waarbij boeren ondersteuning krijgen om hun teelt duurzaam te verbeteren. Volgens Renée van den Elsen, adviseur duurzaamheid en communicatie bij Nedspice, is dat een gezamenlijk belang.
“Met ons Nedspice Farmers Partnership Program (NFPP) werken wij met meer dan 4500 boeren samen in Vietnam en India. Wij trainen en ondersteunen hen om op een duurzame manier specerijen te produceren. Dat is in het belang van de boeren zelf, maar ook in het belang van ons als bedrijf en zelfs als sector. Het gaat om de zekerheid dat we ook in de toekomst over specerijen van hoge kwaliteit kunnen blijven beschikken. Gezamenlijk kunnen we ervoor zorgen dat het ook voor de volgende generatie specerijenboeren aantrekkelijk blijft om boer te zijn.
Onze specerijen groeien in landen met een tropisch klimaat. Daardoor is de specerijensector per definitie ‘belast’ met een langere, vaak ingewikkelde supply chain, wat de kans op niet-duurzame praktijken groter maakt. Er ligt dus een grote verantwoordelijkheid bij de specerijensector om te verduurzamen. Zowel op het gebied van arbeids- en mensenrechten als op het gebied van milieu.
In het NFPP-trainingsprogramma dat wij boeren bieden, ligt de focus op het juiste én minder gebruik van pesticiden en kunstmest, bewust omgaan met water en aandacht voor de fysieke omgeving. Ook wordt er aandacht besteed aan het oogsten en opslaan van de specerijen. De juiste werkwijze behoudt de kwaliteit van het product en voorkomt verspilling.
Omdat wij direct contact hebben met de boeren in ons NFPP-programma, kunnen wij voorkomende risico’s gemakkelijker identificeren en aanpakken. Voor indirecte supply chains ligt dit anders. In dat verband kan ik ieder bedrijf met internationale waardenketens aanraden om deel te nemen aan een bijeenkomst in de Due Diligence Roadshow, georganiseerd door de SER. Tijdens de training worden verschillende value chains onder de loep genomen en krijg je praktische handvatten waar je direct mee aan de slag kunt.
Wij vinden het als bedrijf belangrijk om duurzaamheidsprojecten binnen de specerijensector te initiëren of daaraan bij te dragen. Zo hebben we samen met stichting Woord en Daad en een van onze klanten het initiatief genomen voor een kurkumaproject in India. We hebben de projectaanvraag in september bij RVO ingediend. We hopen dat het voorstel er doorheen komt, maar de gezamenlijke voorbereiding heeft in ieder geval al aangetoond dat er een grote bereidheid tot verbetering bestaat. Dat stemt hoopvol.”
Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur CNV Internationaal:
‘De beschikbaarheid van lokale expertise wordt heel belangrijk’
Samen met bedrijven projecten uitvoeren. Een netwerk van lokale experts opzetten. Dat zijn de dingen die een IMVO-convenant voor het CNV waardevol maken. Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur bij het CNV Internationaal, over het belang van impact maken.
Hoe kijken jullie naar de voortgang van het convenant?
“Het was de bedoeling van het convenant om minstens vijf projecten leefbaar loon en twee projecten klimaatverandering te starten, maar zover zijn we nog niet. Als vakbonden en ngo’s staan wij te popelen om met bedrijven samen te werken, bijvoorbeeld in de ketens van bananen, palmolie of cashew. Ik hoop dat er in 2022 nog enkele projecten van start gaan. Een cashewproject in ieder geval, en wellicht ook palmolie- en suikerprojecten als bedrijven daar belangstelling voor hebben.
Er is de afgelopen jaren veel energie gestoken in de ontwikkeling van tools waarmee bedrijven, ook kleinere mkb-bedrijven, met due diligence aan de slag kunnen gaan. Denk aan de online self-assessment tool, het due-diligence stappenplan en de factsheets. Het is mooi dat die tools er nu zijn.
Wij hebben als CNV zes factsheets aangeleverd voor de grondstoffen rijst, thee, soya, palmolie, suiker en cashew. Daarmee krijgen bedrijven globaal inzicht in de grootste risico’s in die ketens, zoals kinderarbeid, seksueel misbruik en het gebrek aan vakbondsvrijheid. Bedrijven die meer willen weten over specifieke risico’s in specifieke landen kunnen meer informatie krijgen. In de cashewketen in Azië bijvoorbeeld spelen andere problemen dan in de cashewketen in West-Afrika.
Het stappenplan gaat bedrijven helpen voortgang te maken. Doordat het stappenplan aan de online tool is gekoppeld, krijgen bedrijven meteen handelingsperspectief. Hopelijk maken de uitkomsten van de self-assessment ook inzichtelijk welke bedrijven in welke landen welke producten inkopen. Met behulp van die data kunnen we ons nog meer op product-landcombinaties en risicoanalyses richten en samen projecten opzetten.”
Kan het toekomstige local expert network daarin ook een rol spelen?
“Dat is wel waarvoor wij als convenantspartijen dit netwerk hebben bedacht. Het netwerk kan een essentiële bijdrage leveren aan de risicoanalyses die bedrijven in het kader van due diligence maken. We beginnen in 2022 met een eerste groep lokale experts, afkomstig uit verschillende landen, en gaan dit netwerk de komende jaren uitbreiden. We leiden de mensen op om lokaal een actieve rol te spelen in de uitvoering en opvolging van risicoanalyses volgens de OESO-richtlijnen. Deze experts kennen de situatie op of rond een productielocatie, zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en kunnen de risico’s staven. Hun risicoanalyse gaat dus verder dan de gebruikelijke audits.
Het eerste deel van de trainingen is vanwege corona online. Hopelijk kunnen we het tweede deel fysiek doen. We organiseren die trainingen per continent, zodat de deelnemers niet de hele wereld over hoeven reizen en we ook lokale casussen kunnen behandelen.”
Richt het netwerk zich exclusief op de voedingsmiddelensector?
“Het doel dat we voor ogen hebben, is breder dan alleen deze sector. De OESO-richtlijnen gelden voor alle sectoren en ketens, daarom is het belangrijk dat er in alle risicosectoren lokale expertise beschikbaar is. Het zou mooi zijn als het local expert network hierin kan gaan voorzien.
Het IMVO-convenant voedingsmiddelen loopt in 2023 af, maar er komt Nederlandse en/of Europese IMVO-wetgeving aan, waardoor bedrijven verplicht worden om IMVO-risicomanagement uit te voeren en daarover verantwoording af te leggen. Wij verwachten dat de beschikbaarheid van lokale expertise voor bedrijven heel belangrijk wordt.”
Ronald Sanabria, senior programma-manager IDH, The Sustainable Trade Initiative
‘Het dichten van het leefbaar-loongat vraagt een mix van oplossingen’
Het leefbaar loon-bananenproject (Banana Retail Commitment on Living Wage) wordt vanuit Costa Rica getrokken door Ronald Sanabria, senior programma-manager bij IDH. Hij werkt samen met Nederlandse supermarkten en bananenplantages overal ter wereld. “Een baanbrekend project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen samen verantwoordelijkheid nemen.”
Hoe is de voortgang van het leefbaar loon-bananenproject?
“In het eerste jaar lag de focus vooral op organisatie en communicatie. Alle deelnemende producenten, leveranciers en retailers zijn geïnformeerd over het project en de doelen. We hebben afspraken gemaakt over ieders rol in de toeleveringsketen en een vertrouwensbasis gecreëerd om de weg vrij te maken voor de volgende stappen.
In het tweede jaar zijn de leveranciers samen met hun telers bezig geweest om de benodigde gegevens te verzamelen. Dat doen ze met behulp van de Salary Matrix, een systeem dat IDH heeft ontwikkeld om lonen transparant te maken. Het eerste jaar hebben 117 bananenplantages aan het salarisonderzoek meegedaan. Zij vertegenwoordigen 42 procent van het volume dat door deelnemende Nederlandse retailers wordt ingekocht. Het streven is om eind 2021 ten minste 66 procent af te dekken en in de komende jaren tot 100 procent dekking te komen. Hoe meer plantages meedoen, hoe meer inzicht we hebben in de betaalde lonen, het verschil met leefbaar loon en de mogelijke oplossingen om het verschil te verkleinen.”
Hoe moeilijk is het om het verschil tussen betaald en leefbaar loon te verkleinen?
“Er is helaas geen simpele oplossing. Het leefbaar loon verschilt bijvoorbeeld al per land of gebied. Ook wordt de kloof niet gedicht door simpelweg een hogere prijs voor bananen te betalen, want dat geld komt niet één op één bij arbeiders terecht. Bovendien nemen Nederlandse retailers maar een beperkt deel van de bananenoogst af. Als andere inkopers niet bijdragen, blijft het probleem bestaan.
Een hoger loon moet onderdeel zijn van een mix van oplossingen. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, ontvangen werknemers wellicht liever andere voorzieningen, zoals onderwijs, gezondheidszorg of kinderopvang. Maar ook dat verschilt per plantage of regio. Dat vraagt om een goed gesprek tussen de retailers en hun leveranciers. Die gesprekken zijn nu begonnen.”
Wat zijn de grootste knelpunten?
“Een baanbrekend, innovatief project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan het gezamenlijke doel. Daarom is het zo belangrijk om in het begin duidelijke afspraken te maken en de rol van alle partijen helder te krijgen. Door daarbij voort te bouwen op lopende projecten als certificeringstrajecten, de sociale dialoog en collectieve onderhandelingsinitiatieven, gaan projecten elkaar versterken.
Daarnaast is het van groot belang om de tijd te nemen om alle partners mee te krijgen, zeker nu door Covid-19 alles en iedereen vertraging heeft opgelopen. Een aandachtspunt is ook het borgen van de betrouwbaarheid van onderzoeken. Certificeringsprogramma’s moeten hun proces versnellen om bedrijven te helpen bij het verifiëren van verschillen in leefbaar loon. En dan zitten er ook nog allerlei uitdagingen in de analyses van leefbare lonen. Zo worden op veel plantages de werkuren maar beperkt gevolgd en geregistreerd.”
Maakt het project al verschil voor de arbeiders op de plantages?
“Nog niet, maar dat gaat wel gebeuren. De supermarktketens hebben toegezegd dat ze het leefbaar-loongat tegen het jaar 2025 voor 75 procent willen hebben verkleind. Het belangrijkste resultaat is dat het nu mogelijk is om gegevens op het gebied van leefbaar loon te verzamelen en geaggregeerde informatie te delen tussen spelers in de toeleveringsketen. Bedrijven gaan op basis van die data met leveranciers in gesprek over oplossingen om het leefbaar-loongat te verkleinen en het welzijn van werknemers te verbeteren. Ook zien we dat steeds meer certificeringsprogramma’s eraan werken om leefbaar loon aan hun certificeringseisen toe te voegen. Het betalen van leefbaar loon zal gaandeweg een standaard-onderdeel worden van certificerings- en keurmerktrajecten.
Als we daarin slagen, kunnen we het leefbaar loonproject uitbreiden naar andere producten en andere gebieden. Dat is het einddoel. Maar het feit dat zoveel bananenbedrijven en inkopers nu samenwerken op het gebied van leefbaar loon, is een enorme stap voorwaarts.”
Jacob van der Duijn Schouten, politiek adviseur van Woord en Daad:
‘De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen’
Woord en Daad werd lid van het convenant om positieve impact te bereiken voor mensen in kwetsbare situaties. Dat ging langzamer dan politiek adviseur Jacob van der Duijn Schouten had verwacht. Hij hoopt dat het met een cashewproject gaat lukken om bij te dragen aan transparantie, een leefbaar loon en minder CO2-uitstoot in West-Afrika en Azië.
Tevreden over de voortgang van het convenant?
“Het wordt spannend of we de doelstellingen gaan halen, want de einddatum van het convenant komt in zicht. Er is de afgelopen jaren veel tijd en energie gestoken in trainingen voor bedrijven en in de ontwikkeling van praktische hulpmiddelen voor due diligence, zoals een online self-assessment tool. In deze tool wordt bedrijven nu ook gevraagd welke producten bedrijven importeren en uit welke landen. We kunnen pas samen iets gaan doen als we daar inzicht in hebben. Als we uit de data afleiden dat er grote inkoopvolumes uit bepaalde risicogebieden komen, biedt dat de mogelijkheid om voor die productlandcombinaties gezamenlijk risicoanalyses maken. Daar hebben we via FVO ook subsidie voor gekregen. We horen graag van bedrijven wat volgens hen de grootste risico’s zijn waar we in gezamenlijkheid werk van kunnen maken.”
Jullie zouden een cashewnotenproject willen starten?
“Klopt. Wij hebben veel kennis over en netwerken in landen waar cashewnoten worden geproduceerd. Dat geldt ook voor Cordaid en CNV. Wij kunnen bedrijven ondersteunen bij het in kaart brengen en aanpakken van risico’s in deze keten. We hebben met z’n drieën een projectvoorstel voorbereid, waar we samen met bedrijven graag mee aan de slag willen.
Wat ons betreft zijn er drie projectdoelen: transparantie, leefbaar loon en CO2-reductie. We willen bedrijven allereerst helpen om inzicht te krijgen in hun cashewketen: waar komen hun cashewnoten vandaan en wie zijn er bij de productie betrokken? Vervolgens willen we samen met de bedrijven onderzoeken of de arbeiders op het land en in de fabrieken een leefbaar loon verdienen, zodat zij hun gezinnen kunnen onderhouden en hun kinderen naar school kunnen laten gaan. En als derde willen we onderzoeken hoe de CO2-uitstoot van de productie omlaag kan worden gebracht. Zodra het projectvoorstel is goedgekeurd, kunnen we van start. De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen.”
De ngo’s en vakbonden hebben ook het idee opgevat voor een ‘local expert network’.
“Daar zijn wij ook actief bij betrokken. Het idee is om trainingen te geven aan experts en consultants in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. De deelnemers leren om risicoanalyses te maken volgens de OESO-richtlijnen voor due diligence en worden ook getraind om die kennis over te dragen aan andere experts in hun omgeving. Op die manier ontstaat een groeiend netwerk van lokale experts. Bedrijven in Nederland kunnen die experts inschakelen om te onderzoeken wat er op een productielocatie en dieper in de keten gebeurt. Lokale experts weten veel beter wat er in de keten speelt dan buitenlandse experts die een korte periode langskomen om onderzoek te doen.”
Jullie werken ook mee aan trainingen?
“Klopt. Wij leveren een bijdrage aan de Nevi-training IMVO en Inkoop. Nevi is het kennisnetwerk voor inkoop, contract- en supplymanagement. Die training is bedoeld voor iedereen in het bedrijfsleven die te maken heeft met duurzaamheid, inkoop en IMVO.
Daarnaast is er vanuit het convenant een training ‘IMVO en toepassing OESO-richtlijnen in de praktijk’ ontwikkeld. Het doel is om deelnemers inzicht te geven in de belangrijkste aspecten van IMVO en de internationale richtlijnen. De nadruk ligt daarbij op de toepassing in de praktijk. Wij laten in die trainingen met concrete voorbeelden zien welke risico’s wij bij ons werk tegenkomen, bijvoorbeeld in West-Afrikaanse landen, en hoe die kunnen worden aangepakt.”
Gaat het dan toch lukken om impact ‘on the ground’ te bereiken?
“Daar gaan we wel voor. Wij staan als ngo’s en vakbonden klaar om bedrijven te ondersteunen bij lopende én nieuwe projecten. Mede dankzij het SER-secretariaat, dat wil ik ook benoemen. Het secretariaat trekt er enorm hard aan om acties en projecten van de grond te krijgen.”
Mayke de Bruin, food innovator, Ruitenberg BasIQs:
‘Wij kunnen niet blijven doen wat we altijd deden’
Ruitenberg BasIQs ontwikkelt ingrediënten voor onder meer snoepfabrikanten. Zoethoutwortel-extract voor drop bijvoorbeeld. Het familiebedrijf in Twello heeft een eigen lab en zoekt naar mogelijkheden om snoep future proof te maken. Mayke De Bruin, food innovator en kartrekker duurzaamheid, over een bedrijf op ontdekkingstocht.
Snoep en duurzaamheid, hoe goed gaat dat samen?
“Dat is dus een van de vragen waar wij het als bedrijf over hebben. Ik denk niet dat snoep ooit uit de wereld verdwijnt, maar de kans is groot dat we er anders mee omgaan. Een van de trends is bijvoorbeeld personalized nutrition: we kunnen straks per persoon bepalen wat iemand aan voedingstoffen nodig heeft. Als dat de toekomst wordt, heeft dat grote gevolgen voor productiebedrijven in de food sector. De hele markt verandert. Hoe kunnen wij daarop anticiperen?
We kunnen niet blijven doen wat we altijd al deden, we moeten met onze tijd mee. Gezondheid en duurzaamheid zijn daarbij de kernwoorden. Wij hebben als voedingsmiddelenbedrijf enorm veel kennis van ingrediënten en voedselstructuren. Kunnen de ingrediënten die wij maken de dragers worden van belangrijke voedingssupplementen? Kunnen we helpen om voedselverspilling tegen te gaan door reststromen te benutten om snoep van te maken? Misschien gaan we straks snoep maken met een veel sterkere smaakbeleving, waardoor je aan een of twee snoepjes genoeg hebt en niet een hele zak snoep tegelijk opeet.”
En daarbij zijn jullie ook bezig met IMVO?
“IMVO wordt steeds belangrijker, ook voor ons als bedrijf. We hebben in 2020 een scan laten maken omdat we wilden weten hoe duurzaam ons bedrijf is, hoe wij positieve impact kunnen maken en welke sustainable development goals (SDG’s) daarbij horen. Op basis van die scan zijn we met vier projecten gestart. Een daarvan was transparantie in onze productketens. Daarmee zitten we in het hart van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen, waarbij we via onze branchevereniging zijn aangesloten.
We zijn begonnen met het in kaart brengen van de zoethoutwortelextract-keten. Onze leveranciers zitten onder meer in het Midden-Oosten. We hebben twee leveranciers gevraagd om ons te helpen om de hele keten stap voor stap in beeld te brengen. We hebben een vragenlijst opgesteld en die met onze leveranciers doorgenomen. De vragen gaan over de productie in de fabriek, de inkopers, de boeren, de arbeiders die de wortels oogsten, de regels die erbij komen kijken en de lonen die worden betaald.
Het is ontzettend leerzaam om te zien hoe de keten in elkaar zit. Het is ook erg leerzaam om vanuit Nederland niet meteen overal wat van te vinden. Wij hebben doorgaans veel te snel een oordeel klaar. Ik probeer eerst maar eens te kijken wat er speelt en waarom dingen gaan zoals ze gaan. Het is interessant om te zien welke dingen al goed gaan en welke dingen beter kunnen.
Als we deze keten in beeld hebben gebracht, gaan we ook met andere ketens aan de slag. We willen weten wat er waar te verbeteren valt. Misschien ontdekken we wel dat we een deel van de ingrediënten veel dichter bij huis kunnen halen. Dat zou heel veel transport en dus uitstoot besparen.”
Krijgen jullie op die ontdekkingsreis hulp van anderen?
“Bij het opstellen en implementeren van IMVO-beleid werken we nauw samen met ons zusterbedrijf Ruitenberg Ingredients. Daarnaast neem ik deel aan de mkb-intervisiegroep van FNLI. Het doel is dat bedrijven elkaar ondersteunen bij hun verduurzamingsproces. De eerste bijeenkomst ging bijvoorbeeld over communicatie en hoe je binnen je bedrijf draagvlak kunt creëren voor IMVO en due diligence. Het mooie van zo’n intervisiebijeenkomst is dat het echt gaat over waar bedrijven tegenaanlopen, zonder de schone schijn op te houden. Juist daardoor kunnen we elkaar verder helpen. FNLI heeft ook allerlei tools ontwikkeld die daarbij kunnen helpen. Wij hoeven het wiel dus niet helemaal zelf uit te vinden.
Ik zie ons bedrijf niet echt als voorbeeld voor andere kleine bedrijven die met IMVO aan de slag willen. Wij zijn ook nog maar net begonnen. Maar misschien kan ik juist daarom tegen andere bedrijven zeggen: begin gewoon met een eerste stap. En laten we van elkaar leren.”
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel Superunie:
‘Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt’
Superunie, de inkoopcoöperatie van dertien aangesloten supermarkten, wil in 2025 voor tien focusproducten de hele keten in beeld hebben, inclusief de risico’s en mogelijke verbeteringen.
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel, merkt dat de praktijk nog weerbarstiger is dan ze al dacht.
Hoever zijn jullie met de focusproducten?
“We zijn begonnen met bananen, thee, tomatenconserven en cacao. We brengen de ketens in beeld, inventariseren de risico’s en maken een plan om die aan te pakken. We doen mee aan twee convenantsprojecten: het leefbaar loon-bananenproject en het tomatenproject.
Het bijzondere aan het tomatenproject is dat het in Europa speelt en niet overzee. Het is goed dat de FNV erop heeft aangedrongen om hiermee als convenant aan de slag te gaan. Hoe kunnen we in Zuid-Amerika of Azië over risico’s beginnen, als we de problemen in onze eigen Europese productieketens laten zitten? Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt.
Het onderzoeksbureau ImpactBuying heeft dit jaar in opdracht van CBL en FNV onderzoek gedaan naar de sociale issues in de Italiaanse tomatenconservenketen en hoe Nederlandse retailers en producenten daar binnen hun invloedssfeer positieve impact kunnen creëren. Het rapport wordt in januari 2022 gepresenteerd. Wat we nu al weten is dat het probleem van slechte arbeidsomstandigheden vooral bij de handmatige pluk van tomaten speelt. Dat plukken gebeurt onder meer door duizenden ‘ongedocumenteerde’ Afrikaanse arbeidsmigranten. De Arbeidsinspectie ziet veel te weinig toe op de arbeidsomstandigheden. Dat leidt tot heel ongewenste situaties.”
Je bent zelf ook gaan kijken in Italië?
“Ik ben meegegaan met de onderzoekers, omdat ik met eigen ogen wilde zien wat er speelt. Ik wil met de voeten in de klei hebben gestaan. We zijn ook bij twee van onze leveranciers op bezoek geweest. Ze vertelden dat de tomaten die zij verwerken machinaal worden geplukt, waardoor het probleem van de arbeidsmigranten bij hen niet speelt. De oogsttijd was net voorbij, daardoor konden we dat niet checken. Maar bij een volgende oogst kunnen we wel gaan kijken of er machinaal of met de hand wordt geoogst en hoe de arbeidsomstandigheden zijn.”
Wat kunnen jullie doen om de situatie te verbeteren?
“ImpactBuying komt met adviezen waar de supermarkten individueel mee aan de slag kunnen en ook met aanbevelingen die CBL, FNLI en FNV samen kunnen oppakken. Superunie heeft als eerste haar ketens helemaal tot aan de boeren in kaart gebracht. Daar begint het mee, anders kun je niet nagaan of en welke risico’s in je ketens voorkomen. Aan de hand van alle inzichten maken we een actieplan voor de komende jaren om meer grip op deze situatie te krijgen.
Daarbij moeten we realistisch zijn: onze invloed is beperkt. Nederlandse retailers en producenten nemen nog geen 5 procent van de tomatenconserven uit Italië af. We kunnen besluiten onze conserven ergens anders vandaan te halen, uit Griekenland bijvoorbeeld. Maar daarmee verandert de situatie in Italië niet en verschuift het probleem alleen maar. Want in andere Zuid-Europese landen speelt vermoedelijk hetzelfde.
De Italiaanse Arbeidsinspectie moet de regels beter handhaven. Maar het achterliggende probleem is dat van de arbeidsmigranten. Dat is een Europees en dus politiek probleem. Daarom moeten we dit probleem in Europa agenderen. Daar ligt ook een taak voor de Nederlandse overheid.”
De eerste focusproducten hebben dus al heel wat lessen opgeleverd?
“We leren stap voor stap. Oplossingen zijn vaak complex en vergen maatwerk. Het kost heel veel tijd om ketens gedetailleerd in kaart te brengen en te begrijpen waarom er gebeurt wat er gebeurt. Hoe werkt deze keten? Wat speelt er allemaal mee? Daarover willen en blijven we met onze leveranciers in gesprek. Niemand wil dat zijn eten geproduceerd is door mensen die het slecht hebben. We hebben alle betrokkenen nodig om samen het hele systeem te veranderen. Daarom werken we samen met de overheid, vakbonden, ngo’s en hun lokale partners. We hopen dat we gaandeweg tot schaalbare methoden komen die we voor meer eigen merkproducten kunnen inzetten. Dan kunnen we grotere en snellere verbeterslagen gaan maken.”