Jaarrapportage 2021-2022 | December 2022
Jaarrapportage 2020-2021
Februari 2022
Resultaten op hoofdlijnen
De opgaven in de voedingsmiddelensector zijn enorm. Het convenant heeft eraan bijgedragen dat convenantspartijen elkaar hebben gevonden in het aanpakken van risico’s en het verduurzamen van toeleveringsketens. Er is meer vertrouwen, wederzijds begrip, legitimiteit, betere samenwerking, meer deelnemers aan de monitoring en meer kennis van due diligence.
Hieronder de samenvatting van de resultaten op de actielijnen en monitoring. De rapportageperiode loopt van december 2021 tot november 2022. De hoofdstukken Samenwerking en Monitoring gaan dieper in op de resultaten.
Resultaat actielijnen
Due diligence support | De online IMVO self-assessment tool maakt het voor (mkb-)bedrijven makkelijker om mee te doen aan de monitoring. Ook krijgen ze er een maatwerkadvies voor terug. De tool geeft inzicht in de voortgang van de branche als geheel. Via webinars en fysieke trainingsbijeenkomsten in West-Afrika, Oost-Afrika, Azië en Latijns-Amerika is de basis gelegd voor het Local Expert Network: een netwerk van lokale experts, opgeleid tot risicobeoordelingsexperts voor de agrofoodsector.
Projecten | In het cashew-ketenverduurzamingstraject hebben de convenantspartijen een gezamenlijke visie ontwikkeld op de verduurzaming van de cashewketen, als basis voor toekomstige projecten. Woord en Daad, Nedspice, Fuchs en de Indiase partnerorganisatie Job Booster hebben bij RVO een aanvraag ingediend voor eenkurkumaproject in India. Het doel is kleine kurkumaboeren een leefbaar inkomen te verschaffen, onder meer door de omvang en kwaliteit van de oogst te verbeteren. Het tomatenprojectheeft misstanden in de tomatenketen aan het licht gebracht. CBL en FNV hebben de handen ineengeslagen om die misstanden aan te pakken. Het Leefbaar Loon Bananenproject is erin geslaagd om voor 75 procent van de Nederlandse bananeninkoop de kloof tussen het betaalde loon en het leefbaar loon te berekenen. Het leefbaar-loongat bedraagt 10,7 procent. De deelnemende supermarkten werken eraan om samen met convenantspartijen en ketenpartijen de kloof te dichten.
Toegang tot herstel | De voorbereidingen voor een pilot met het Child Labour Monitoring System (CLMS) hebben niet tot een concreet projectvoorstel geleid. De SER en FNV bereiden onder andere binnen het convenant Voedingsmiddelen een pilotproject voor, voor de inrichting van een klachtenmechanisme. Het is de bedoeling om in een regio in India een sector-overkoepelend klachtenmechanisme op te zetten. Voor de pilot worden bedrijven uit de verschillende sectoren gezocht. Zodra die er zijn en de aanvraag door RVO is goedgekeurd, kan de pilot van start.
Kennissessies | De Due Diligence Roadshows en de Nevi-training ‘IMVO en inkoop’ hebben deelnemende bedrijven en organisaties kennis bijgebracht over de belangrijkste aspecten van IMVO en de internationale richtlijnen en hoe hieraan in de dagelijkse praktijk vorm kan worden gegeven. Er deden in totaal 89 deelnemers mee. Studenten van de International Food & Agribusiness van de HAS Hogeschool maakten een due diligence-ketenanalyse en kwamen met aanbevelingen voor bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie. FNLI- en KNSV-leden wisselde in een derde mkb-intervisiebijeenkomst hun ervaringen uit met (interne en externe) communicatie over IMVO.
Resultaten monitoring CBL, FNLI en KNSV
In het vierde convenantsjaar hebben 156 bedrijven in de voedingsmiddelensector meegedaan met de monitoring door het IMVO self-assessment in te vullen, tegen 119 in het derde jaar. 45 bedrijven hebben de self-assessment voor het eerst ingevuld. De self-assessment brengt in beeld of en hoe bedrijven vorderen met de implementatie van IMVO-risicomanagement. De drie branches rapporteren hier elk geaggregeerd over. De scores per branche zijn in 2022 vrijwel gelijk gebleven. Hoofdstuk Monitoring gaat uitgebreid in op de monitoringsresultaten, zowel in het algemeen als per branche.
Stappen in due diligence
Due diligence, ook wel gepaste zorgvuldigheid genoemd, houdt in dat bedrijven de (potentiële) negatieve impact van hun handelen identificeren, voorkomen en herstellen én rapporteren over hoe zij met risico’s omgaan. De OESO heeft hiervoor een due diligence proces ontwikkeld (zie figuur 1).
Figuur 1: Due diligence volgens de OESO-richtlijnen
Eline Poels, manager corporate responsibility ALDI Nederland:
‘Due diligence leren door due diligence te doen’
Het succes van een onderneming is alleen toekomstbestendig wanneer mensenrechten worden erkend en beschermd. Dat is volgens Eline Poels, manager corporate responsibility, de overtuiging van waaruit ALDI aan due diligence werkt.
“Due dilligence is onderdeel van het internationale beleid van ALDI. Het wordt vanuit ons hoofdkantoor in Duitsland in beleid en actiepunten gegoten. In 2021 is in Duitsland due diligence wetgeving aangenomen, die in 2023 ingaat. Als bedrijven op dit gebied al vrijblijvendheid ervoeren, is dat er nu zeker af in Duitsland. Het Nederlandse IMVO-convenant bestaat al wat langer. Om te voorkomen dat we als bedrijf zaken dubbel doen, ondernemen we in Nederland alleen acties die complementair zijn aan de internationale activiteiten. Een goed voorbeeld is het Human Rights Impact-assessment op verwerkte tomaten uit Italië; een project dat vanuit het voedingsmiddelenconvenant is geïnitieerd. Daar leveren wij graag een bijdrage aan, omdat dit onderwerp nog niet werd aangepakt op internationaal niveau.”
Helpt het om zo’n project in convenantsverband te doen?
“De kracht van het convenant is dat we als supermarkten samenwerken en ook nog eens samen met vakbonden, ngo’s en overheid. Dat maakt de Nederlandse IMVO-convenantenaanpak echt bijzonder. Door samen te werken aan projecten merk je dat de onderlinge relaties beter worden en dat er meer begrip voor elkaar ontstaat. Het is belangrijk om verschillende zienswijzen naast elkaar te zetten en het daarover te hebben.
Het rapport over het onderzoek naar tomaten wordt pas begin 2022 gepubliceerd, maar het is al wel duidelijk dat de problemen in de tomatenteelt in Italië alleen maar kunnen worden aangepakt als alle betrokken partijen hun aandeel leveren. De situatie is behoorlijk complex en is ook niet van de ene op de andere dag ontstaan. Ik denk dat het goed is om gezamenlijk ambities te hebben, maar ook om een realistisch en eerlijk beeld neer te zetten. Niemand is erbij gebaat wanneer we meer beloven dan we kunnen waarmaken.”
Gaat er daadwerkelijk iets veranderen voor de tomatenplukkers?
“Het is nog te vroeg om dat te kunnen zeggen. Zodra het rapport klaar is, kunnen we het delen met de stakeholders binnen Nederland en minstens zo belangrijk: met de stakeholders in Italië. Als we een gedeeld beeld van de uitdagingen én vervolgstappen hebben, is de kans het grootst dat we samen impact kunnen maken.”
Dit gaat alleen nog maar over tomaten. Hoelang gaat het duren om alle 1700 producten uit jullie assortiment te onderzoeken?
“Gelukkig zijn niet alle ketens zo ingewikkeld. We richten ons nu eerst op producten als bananen, noten, koffie, cacao en vis. Zo zijn we als eerste discounter aangesloten bij Tony Chocolonely’s Open Chain, een initiatief dat zich inzet voor het beëindigen van armoede, illegale kinderarbeid en ontbossing. Voor andere producten werken we intensief samen met onze leveranciers om te kijken in hoeverre we mogelijke risico’s beter kunnen identificeren en verkleinen. Er is veel te doen als het gaat om mensenrechten, een beter klimaat en het tegengaan van voedselverspilling. Simpele oplossingen zijn er niet, want de werkelijkheid zit altijd ingewikkelder in elkaar dan de eerste aanblik doet vermoeden. Maar elke stap die we zetten, is de moeite waard.”
Francesco Tramontin, vice-president EU Institutional Relations Ferrero:
‘Internationale wetgeving zorgt voor een systeemverandering’
De Ferrero Groep is een familiebedrijf met als motto ‘Waarden delen om waarde te creëren’. Volgens Francesco Tramontin, vice-president EU Institutional Relations, betekent dat: zorg dragen voor (oud-) werknemers, consumenten en alle lokale gemeenschappen waarin het bedrijf actief is.
Wat zijn jullie grootste uitdagingen op het gebied van IMVO?
“Onze belangrijkste grondstoffen zijn palmolie, cacao en hazelnoten. Wij hebben voor deze grondstoffen de grootste risico’s in kaart gebracht, met behulp van EcoVadis, het platform voor duurzaamheidsbeoordelingen. De grootste risico’s zijn mensenrechten, biodiversiteit, bestrijding van ontbossing en duurzame landbouw.”
Hoe pakken jullie risico’s aan, bijvoorbeeld in de palmolieketen?
“We investeren al sinds 2005 in het verduurzamen van onze palmolieketen. In 2015 waren we een van de eerste bedrijven die 100% gescheiden RSPO-gecertificeerde palmolie gebruiken. Dat is duurzame palmolie die volledig wordt gescheiden van conventionele palmolie. Daarnaast ondersteunen wij verschillende projecten om de duurzaamheidsstandaard in de keten te verhogen. Zo werken we samen met de Earthworm Foundation om ontbossing tegen te gaan. Door middel van satellietmonitoring in palmoliewinningsgebieden signaleren wij misstanden en proberen wij positieve veranderingen te bewerkstelligen. In 2020 en 2021 hebben wij van alle voedselproducenten de hoogste score behaald op de WWF Palm Oil Buyer Score Card. Dat zien wij als een belangrijke erkenning van onze inspanningen op het gebied van duurzame palmolie.”
Gaat het lukken om alle toeleveringsketens te verduurzamen?
“Structurele problemen in de ketens kunnen niet door één bedrijf alleen worden opgelost. Om een systeemverandering te bereiken, is een internationaal wetgevingskader nodig dat alle actoren in de waardeketen een gelijk speelveld biedt. Voor een bedrijf als Ferrero, dat wereldwijd actief is, is dit van cruciaal belang. Wij zien de aangekondigde EU-initiatieven op het gebied van ontbossing en due diligence als een kans om echte systeemimpact te bereiken. We nemen deel aan initiatieven als de Cocoa Coalition om de EU te ondersteunen bij het ontwikkelen van wetgeving die positieve impact heeft voor mensen en planeet.”
Helpt het om lid te zijn van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen?
‘Wij geloven in het belang van partnerships, waarbij overheden, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld samenwerken om de voedingsmiddelenketen te verbeteren en de sustainable development goals te bereiken. Partnerschappen bieden de kans om van anderen te leren, goede voorbeelden uit te wisselen, de inspanningen te vergroten en tot een gerichte aanpak te komen. Daarom hechten wij grote waarde aan samenwerkingsverbanden, zowel wereldwijd als lokaal.”
Bereiken jullie echte impact voor mensen in het begin van de ketens?
“Absoluut. In 2019 en 2020 hebben we met onze programma’s in de cacaoketen 15.000 mensen ondersteund met inkomsten-genererende activiteiten. We hebben 157.000 boeren een premie betaald boven op de reguliere cacaomarktprijzen en 118.000 boeren een training gegeven om hun landbouwpraktijken te verbeteren. Ook hebben we meer dan 1 miljoen cacaozaailingen uitgedeeld. Een soortgelijk programma hebben we voor de verbetering van de hazelnootketen: Ferrero Farming Values (FFV). Het afgelopen jaar hebben we zo'n 450 hazelnootboomgaarden bezocht, goed voor meer dan 75.000 hectare en 24.708 boeren. Ook werken we al jaren samen met CAOBISCO en ILO aan een programma om gezinnen te ondersteunen en kinderen naar school te laten gaan. Daarmee bereiken we echte verbeteringen voor mensen in het begin van onze ketens.”
Thomas Mulder, supply chain coördinator, Catz International:
‘We zijn ons veel bewuster van de risico’s in onze keten’
Catz International is een 165 jaar oude Nederlandse handelsorganisatie. Het bedrijf handelt in specerijen, kokosproducten, noten, gedroogd fruit, gedroogde groenten en kruiden, vooral afkomstig uit Azië en Zuid-Amerika. Thomas Mulder, supply chain coördinator, over de IMVO-uitdagingen waar Catz voor staat.
Hoe belangrijk is voor jullie het thema IMVO?
“We zijn er de laatste jaren steeds bewuster en steeds meer mee bezig. Wij zien dat het alleen maar belangrijker wordt om te weten hoe toeleveringsketens in elkaar zitten en welke risico’s er spelen. Dat is in ons geval een hele klus, want we halen heel veel verschillende producten uit heel veel verschillende landen. Dat betekent dat we keuzes moeten maken. Het is onmogelijk om alle ketens tegelijk aan te pakken.”
Welke keuzes hebben jullie gemaakt?
“We hebben gekeken waar onze grootste volumes producten vandaan komen en welke risico’s daar spelen. Op basis daarvan hebben we een selectie gemaakt van risico’s die de hoogste prioriteit hebben. Eén daarvan is kinderarbeid. Dit is een hoog risico in alle landbouwketens en dus ook in onze ketens.
Met hulp en begeleiding van de KNSV zijn we anderhalf jaar geleden met twee projecten begonnen gericht op de bestrijding van kinderarbeid. Vanuit het Fonds Bestrijding Kinderarbeid hebben we daar ook subsidie voor gekregen. Het ene project richt zich op de gemberketen in Nigeria, het andere op de kokosketen in de Filippijnen. Wij hebben onze leveranciers gevraagd of ze hieraan wilden meewerken.
We vinden het belangrijk om bij projecten met eigen ogen te zien wat er gebeurt, maar vanwege corona was het niet mogelijk om te reizen. Daarom voert de Fair Labour Association namens ons het veldonderzoek uit. De FLA heeft kantoren en contacten in die landen. Het voordeel hiervan is dat de lokale experts die het onderzoek uitvoeren het land, de cultuur en de taal kennen. Ze praten niet alleen met de mensen in de fabrieken, maar ook met boeren en arbeiders dieper in de keten. Ze kijken rond op boerderijen en vragen aan de scholen in de omgeving of de kinderen tijdens het oogstseizoen naar school komen. Op die manier ontstaat een compleet beeld van wat er speelt.”
En als er sprake blijkt te zijn van kinderarbeid?
“Dan gaan we onderzoeken wat de oorzaken zijn en of wij daarop actie kunnen ondernemen. Er is nooit één oorzaak aan te wijzen waarom kinderen aan het werk zijn. Het kan te maken hebben met lage lonen, maar ook met het gebrek aan scholen, de oogststijd en de cultuur. Het tegengaan van kinderarbeid vergt een brede aanpak van allerlei problemen. Wij gaan samen met de FLA kijken wat wij kunnen doen.”
Jullie zijn met twee projecten gestart. Kun je daarmee al een verschil maken?
“Het lijkt misschien een druppel op een gloeiende plaat. Maar twee projecten zijn voor een bedrijf van onze omvang, 50 medewerkers, al een hele klus. Ik word gesteund door mijn leidinggevende en directeur, maar er staat geen hele MVO-afdeling achter mij. Het doel is dat we de lessen die we met deze projecten opdoen, gaan toepassen op onze andere ketens. Het is een beweging die op gang komt en steeds verder gaat.
We hebben nog heel veel te leren. Mede door de trainingen van de KNSV zijn we ons veel bewuster geworden van wat er speelt in de ketens en dat wij daar medeverantwoordelijkheid voor dragen. Het convenant geeft ons de kans om van andere bedrijven en partijen te leren en om ervaringen te delen. Mogelijk kunnen we ook met andere partijen gaan samenwerken.
Het is voor ons heel belangrijk om hierin stappen te maken. Straks komt er IMVO-wetgeving die bedrijven gaat verplichten om due diligence uit te voeren. Ik denk dat wij tegen die tijd een voorsprong hebben ten opzichte van bedrijven die nog niet met IMVO bezig zijn.”
Ministerie van Buitenlandse Zaken:
IMVO breed uitdragen en verbindingen leggen
De overheid heeft binnen het IMVO-convenant Voedingsmiddelen de taak om het belang en de noodzaak van IMVO breed uit te dragen: in Nederland, Europa en wereldwijd. Buiten het convenant om zet zij in op IMVO-wetgeving.
Inzet postennetwerk
Een van de rollen die de overheid binnen het convenant heeft, is verbinding leggen tussen Nederlandse bedrijven en buitenlandse organisaties. De Nederlandse ambassades en consulaten spelen hierbij een belangrijke rol. Lokale medewerkers op deze posten hebben kennis van de lokale context en een uitgebreid netwerk bij bedrijven, brancheorganisaties, maatschappelijk middenveld en de lokale overheid. Dit kan van waarde zijn in een ketenonderzoek of bij het benaderen van partijen voor een collectief impactproject.
Een voorbeeld is het door FNV en CBL geïnitieerde onderzoek naar de tomatenketen in Zuid-Italië in 2021. De Nederlandse ambassade in Rome is door de onderzoekers benaderd en heeft na een verkennend gesprek contact gelegd met verschillende relevante partijen. Ook heeft de ambassade informatie verzameld over recente ontwikkelingen in de Italiaanse wet- en regelgeving voor de landbouwsector en over de stand van zaken rond de problematiek in de Italiaanse tomatenketen.
Belang van samenwerking
Geen enkele supermarkt of voedingsmiddelenbedrijf kan de voedingsmiddelensector in zijn eentje verduurzamen. De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, de ruggengraat van de convenantenaanpak, nodigen bedrijven uit tot samenwerking bij de toepassing van gepaste zorgvuldigheid (due diligence). Het IMVO-convenant Voedingsmiddelen biedt bedrijven de mogelijkheid om de hulp van andere convenantspartijen in te roepen. De overheid, ngo’s en vakbonden kunnen bedrijven met hun kennis, ervaring en netwerken ondersteunen.
Inzet op wetgeving
Buiten het IMVO-convenant Voedingsmiddelen maakt de Nederlandse overheid zich hard voor IMVO-wetgeving, bij voorkeur op Europees niveau. In 2022 wordt hiervoor een voorstel van de Europese Commissie verwacht. In december 2021 heeft de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangekondigd ook nationale IMVO-wetgeving voor te bereiden. Het is aan een nieuw kabinet om te bepalen of die nationale IMVO-wetgeving daadwerkelijk wordt ingediend. IMVO-wetgeving betekent dat een afgebakende groep bedrijven wordt verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in lijn met de OESO-richtlijnen, en op die manier mensenrechten en milieu in hun toeleveringsketens te respecteren.
IMVO-wetgeving maakt sectorale samenwerking niet overbodig. Integendeel: de uitvoering van due diligence kan effectiever zijn als bedrijven samenwerken. Zeker als ze daarbij ondersteuning krijgen van overheid, ngo’s en vakbonden. De verplichting om als individueel bedrijf due diligence uit te voeren, kan dus juist een prikkel zijn om meer samen te werken.
Dicky de Morrée, adviseur business & human rights Cordaid:
‘Met gezamenlijke projecten bereiken we echte impact’
Een convenant vraagt geduld. Dat is voor Cordaid nog steeds wennen, vertelt adviseur Dicky de Morrée. “Het heeft veel tijd gekost om de nodige instrumenten voor due diligence te ontwikkelen. Maar hopelijk gaan we nu vaart maken met projecten die echt verschil maken voor mensen in het begin van de keten.”
Hoe kijken jullie terug op het derde convenantsjaar?
“Het doel van het convenant is om echte verbeteringen te bereiken voor de mensen aan het begin van de voedingsmiddelenketen, zoals kleine boeren en arbeiders op het land. Dat doel hebben we nog niet gehaald. Misschien zijn wij als ngo nog wat te ongeduldig. Ik denk vaak: kom, laten we vaart maken en dingen doen die voor mensen het verschil maken: kinderarbeid bestrijden, milieuvervuiling tegengaan, discriminatie aanpakken.
De focus lag de eerste jaren vooral op de ondersteuning van bedrijven bij hun due diligence proces. De online self-tool die FNLI samen met andere convenantspartijen heeft ontwikkeld, geeft mkb-bedrijven inzicht in hoe ver ze zijn met de zes stappen van due diligence. Ook wordt hen gevraagd om op een lijst van risicoproducten aan te vinken welke producten ze inkopen en uit welke landen. Ik hoop dat heel veel bedrijven de self-assessment tool invullen, zodat we concreter inzicht krijgen in de specifieke landen, ketens en risico’s waarmee bedrijven te maken hebben. Dat is in de afgelopen jaren nog onduidelijk gebleven.
Als we weten wat de grootste knelpunten en risico’s zijn, kunnen we bedrijven gerichter ondersteunen en adviseren. Als er meerdere bedrijven in dezelfde landen en/of ketens actief blijken te zijn, kunnen we mogelijk een project opzetten. Door gezamenlijk projecten uit te voeren, bereiken we meer impact voor mensen in het begin van de keten.”
Wat kan Cordaid voor bedrijven betekenen?
“Wij hebben kantoren in Afrika, Latijns-Amerika en Azië, met medewerkers die veelal afkomstig zijn uit de betreffende landen. Ze kennen de cultuur, spreken de taal van het land en hebben veel kennis en ervaring die ze met bedrijven kunnen delen. Ze kunnen bedrijven bijvoorbeeld in contact brengen met experts in Indonesië die alles weten van de kaneelketen of met experts in West-Afrika die alles weten van de mangoketen.
Het perspectief van mensen die zelf in productielanden wonen en werken is anders dan het perspectief van buitenstaanders. Dat is ook precies de reden waarom we als ngo’s en vakbonden het idee voor een Local Expert Network hebben bedacht. We gaan lokale experts opleiden om in hun eigen regio’s risicoanalyses te maken volgens de OESO-richtlijnen. Nederlandse bedrijven die de risico’s op productielocaties willen onderzoeken, kunnen hiervoor straks terecht bij dat netwerk.
Deze aanpak levert betere risicoanalyses op. Lokale experts zijn in staat om een deel van de ketens in kaart brengen dat vanuit Nederland het moeilijkst inzichtelijk te maken is: de kleine boeren, de pachters en de arbeiders op het land. We hebben het zelf gezien bij een kokosnotenproject op de Filippijnen. De medewerker die de risicoanalyse uitvoerde, had zelf als kind in kokosbomen geklommen om kokosnoten te oogsten. Hij wist precies waar hij op moest letten en welke vragen hij moest stellen.
Een voordeel van zo’n lokaal netwerk is bovendien dat de kosten van risicoanalyses lager zijn dan als deze worden uitgevoerd door consultants die vanuit Nederland worden ingevlogen.”
Wanneer wordt het local expert network actief?
“Vanwege corona en de reisbeperkingen heeft de start van het project vertraging opgelopen. Het eerste deel van de IMVO-training geven we nu online: vijf webinars over de basiskennis van due diligence en enkele belangrijke risico’s. Het tweede deel is een fysieke training van drie dagen gericht op de vaardigheden die nodig zijn om een risicoanalyse te maken. We moeten kijken wanneer dat weer kan. Daarnaast is er tijd nodig om de aanpak verder uit te werken. Hoe geven we het netwerk vorm, wat zijn de eisen aan experts, zijn er mogelijkheden om te leren en te ontwikkelen, wie gaat het platform beheren? Daarover moeten nog knopen worden doorgehakt. Het netwerk wordt opgezet voor de voedingsmiddelensector, maar kan wellicht later ook worden verbreed naar andere sectoren.”
Het convenant duurt nog anderhalf jaar, gaat het lukken in die tijd?
“Tsja. De convenantsperiode was te kort of wij zijn te langzaam om de gestelde doelen te bereiken. Maar als het convenant is afgelopen, blijven het netwerk en alle instrumenten die we hebben ontwikkeld zeker van waarde. Er komt IMVO-wetgeving aan, waardoor bedrijven verplicht worden om due diligence uit te voeren. Het netwerk en de instrumenten zullen dan hard nodig zijn. Het convenant zal aflopen, maar het werk gaat verder.”
Jos Hendriks FNV-bestuurder en Vivian Vaessen, FNV-beleidsmedewerker:
‘IMVO begint in eigen land en in Europa’
Op initiatief van FNV en CBL kwam er in 2021 een onderzoek naar de tomatenoogst in Zuid-Italië. Volgens Jos Hendriks, FNV-bestuurder, en Vivian Vaessen, FNV-beleidsmedewerker Internationale zaken, móest dit onderzoek er komen. “Internationaal verantwoord ondernemen begint in eigen land en in Europa.”
Wat was de aanleiding voor het tomatenonderzoek?
Hendriks: “De Keuringsdienst van Waarde had in een paar uitzendingen laten zien dat er forse problemen zijn in de Italiaanse tomatensector. Dat probleem raakte ook de Nederlandse retailers, want die tomatenconserven liggen hier in de schappen. Wij wilden dat we als convenant actie zouden ondernemen. Hoe kun je elders in de wereld over misstanden en risico’s beginnen als je de problemen in je eigen land of binnen Europa uit de weg gaat?
We zijn blij dat het CBL bereid was om samen met ons onderzoek te laten doen naar wat er in de tomatensector aan de hand is. Het onderzoek is door het CBL en de FNV betaald. De leden van de FNV-sector industrie en agrarisch vonden dit zo’n belangrijke zaak dat ze er geld voor hebben vrijgemaakt.”
Wat heeft het onderzoek opgeleverd?
Vaessen: “Uit het onderzoek, waaraan ook de Italiaanse vakbond FLAI een belangrijke bijdrage heeft geleverd, blijkt dat er echt sprake is van misstanden: lage lonen, zware arbeidsomstandigheden, slechte huisvesting. Wij beseffen dat Nederlandse bedrijven die problemen niet kunnen oplossen, maar ze kunnen die problemen wel aankaarten bij hun leveranciers in Italië en bij de overheid. De Nederlandse overheid moet hierover in gesprek met de Italiaanse overheid. Als vakbond gaan we hierover in gesprek met de Italiaanse en Europese vakbeweging. We mogen deze problemen niet laten bestaan.”
Hendriks: “Doordat wij in dit onderzoek samen met het CBL zijn opgetrokken, hebben we meer begrip voor elkaar gekregen. We doen dingen verschillend, maar we hebben dezelfde stip op de horizon. Ik denk dat we elkaar bij problemen voortaan beter en sneller weten te vinden. Het onderzoek naar de feitelijke situatie is nog maar het begin. De komende tijd zal blijken hoe serieus de Nederlandse producenten en supermarkten hiermee aan de slag gaan om de binnen het IMVO-convenant de beoogde impact on the ground te realiseren.”
Het convenant heeft nog anderhalf jaar te gaan. Waar ligt voor jullie de prioriteit?
Hendriks: “Het belang van vakbondsvrijheid natuurlijk. Dat zou hoger op de agenda moeten. In heel veel landen is die vrijheid er niet. Vakbondsvrijheid is een basisrecht: het recht om voor jezelf en je rechten op te komen. Als arbeiders zich kunnen verenigen en gesprekspartner zijn voor werkgevers en overheid, kunnen alle problemen worden besproken en aangepakt.”
Vaessen: “We zijn in Nederland zo gewend aan het poldermodel en de sociale dialoog, dat we niet beseffen hoe bijzonder dat eigenlijk is. Veel Nederlandse bedrijven hebben er geen idee van hoe slecht het is gesteld met de vakbondsvrijheid in de landen waar zij producten en grondstoffen vandaan halen. Vakbonden leveren een grote bijdrage aan het democratische proces in een land. Een goede sociale dialoog is de beste manier om tot een duurzame keten te komen en is bovendien in ieders belang. Want als werknemers veilig en gezond kunnen werken en een leefbaar loon verdienen, leidt dat tot een verhoging van de productiviteit en een hogere kwaliteit van producten.”
Hendriks: “Het doel van het convenant is om daadwerkelijke verbeteringen te bereiken voor mensen in het begin van de toeleveringsketens. Ik hoop dat we daar het laatste jaar in kunnen versnellen. Wij staan als vakbonden en ngo’s open voor vragen van bedrijven en bieden graag ondersteuning. Maar we zullen ook altijd zelf alert blijven op misstanden en daarvoor binnen het convenant aandacht vragen.”