Jaarrapportage 2018-2019 | Oktober 2019
Monitoring
Het IMVO Convenant Verzekeringssector wordt geleid door een stuurgroep waarin de vier geledingen zijn vertegenwoordigd. De stuurgroep heeft een onafhankelijke voorzitter. Het secretariaat wordt uitgevoerd door de SER. Daarnaast is er een onafhankelijke monitoringscommissie die jaarlijks toezicht houdt op de voortgang van de uitvoering van het convenant:
Hier treft u de samenvatting van het Monitoringsrapport, de reactie van de stuurgroep daarop en interviews met Boy Slijp en Wim Bartels aan (zie hiernaast).
Samenvatting Monitoringsrapport (PDF)
Reactie stuurgroep mon.rapport (PDF)
Boy Slijp, voorzitter werkgroep
Wim Bartels, monitoringscommissie
Popuptrigger 2
Popuptrigger 3
Popuptrigger 4
Boy Slijp, voorzitter Werkgroep monitoring
‘Het aantal ja-antwoorden moet de komende jaren stijgen’
Het was een race tegen de klok. De werkgroep Monitoring heeft in krap drie maanden tijd de vragen opgesteld voor de eerste monitoringronde. Begin mei zijn de vragenlijsten verzonden, tot tevredenheid van Boy Slijp, beleidsadviseur Duurzaamheid bij het Verbond van Verzekeraars en voorzitter van de werkgroep.
“Het voorzitterschap van deze werkgroep lag oorspronkelijk bij de FNV, maar dat kwam helaas niet van de grond. Daardoor hadden we uiteindelijk nog maar weinig tijd om de vragenlijsten gezamenlijk op te stellen en met de achterbannen af te stemmen. Dat was keihard werken, maar gelukkig zat iedereen er heel constructief in.
We hebben ervoor gekozen om met de vragen heel dicht bij de artikelen in het convenant te blijven. Andere vragen hebben we geparkeerd voor de volgende keer of voor een aparte uitvraag. De komende jaren gaan we de vragenlijsten ongetwijfeld verbeteren en aanscherpen op basis van de ervaringen die we deze eerste keer opdoen.
Op 7 mei zijn de verschillende vragenlijsten naar de geledingen en werkgroepen toegestuurd, met het verzoek om binnen 4 weken te reageren. Ik denk dat sommige verzekeraars er wel even van opkeken. Grote verzekeraars zijn dit soort vragenlijsten gewend, maar nu moeten ook de middelgrote en kleinere verzekeraars aan de slag met IMVO-risicomanagement en de bijbehorende monitoring. Het convenant is namelijk bindend voor al onze leden.
Om het voor de monitoringcommissie behapbaar te maken, hebben we de meeste vragen in ja-/nee-vorm gesteld. Dat was best lastig bij artikelen in het convenant die nogal abstract zijn geformuleerd. De vraag of je als bedrijf de OESO-richtlijnen onderschrijft, is makkelijk. Maar in hoeverre kun je een vraag over het mogelijk maken van herstel en verhaal voor mensen die negatieve gevolgen van een belegging ervaren met ja of nee beantwoorden?
De uitslag van de eerste monitoringronde is belangrijk, omdat we eraan kunnen zien waar de sector nu staat, in hoeverre verzekeraars al zijn aangehaakt bij het convenant en wat er nodig is om volgend jaar een nieuwe stap te maken. Het is te verwachten dat in het eerste jaar vragen regelmatig met ‘nee’ wordt geantwoord. Dit is ook een soort van nulmeting. Het is de bedoeling dat het aantal ‘ja’s’ elk jaar toeneemt. Door de monitoring kunnen we de vooruitgang van het convenant meten.
We zijn als werkgroep ook heel benieuwd of er duidelijke verschillen zitten tussen de grote, middelgrote en kleine verzekeraars. Bij grote verzekeraars is het belegd vermogen boven de € 10 miljard, bij kleine verzekeraars is uitgegaan van een belegd vermogen onder de € 100 miljoen en de middelgrote zitten er tussenin. De vijf grote verzekeraars vertegenwoordigen circa 90 procent van het belegd vermogen van de verzekeringssector. De verwachting is dat de grote verzekeraars veel verder zijn met hun due diligence proces dan kleinere verzekeraars, maar daar zal de monitoringscommissie dan ook kritischer naar kijken. We willen daarmee bevorderen dat verzekeraars van elkaar leren.”
Wim Bartels, lid monitoringcommissie:
‘Onze aanbevelingen werken drukverhogend’
De monitoringcommissie beoordeelt jaarlijks of er voortgang zit in de afspraken. Wim Bartels, partner bij KPMG, is lid van deze commissie. Bartels houdt zich al jaren bezig met duurzaamheid en integrale verslaglegging, ook in internationaal verband.
“Het convenant voor de verzekeringssector heeft een looptijd van vijf jaar. In het eerste jaar doen we een nulmeting, vooral om vast te stellen wat de aandachtspunten en prioriteiten voor het tweede jaar moeten zijn. Dat is wat ik als accountant normaal ook doe: je kijkt of het klopt wat klanten in hun rapporten zeggen en je prikkelt hen om de volgende stap te zetten.
Ik houd me al meer dan 15 jaar met duurzaamheid bezig. Eerst leek het een hype die wel voorbij zou gaan, maar nu zien bedrijven steeds meer in dat duurzaamheid voor hun eigen toekomst van belang is. Voor de verzekeringssector is de klimaatverandering bijvoorbeeld heel actueel, omdat de schade door overstromingen en hagelbuien enorm kan toenemen. Daar zijn al voorbeelden van.
Voor verzekeraars is het ook ontzettend belangrijk om te weten in welke bedrijven zij beleggen en welke risico’s die bedrijven lopen, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, dierenwelzijn, grondstoffen en klimaatverandering. Het kan jaren duren voor een thema kritisch wordt, maar dan kan het ook ineens heel hard gaan. Eerlijke kleding, biologisch voedsel, verantwoord vliegen, als bedrijf en als belegger moet je de signalen van verandering in de maatschappij zo vroeg mogelijk oppakken. Verzekeraars kunnen met hun miljarden aan beleggingen invloed uitoefenen op bedrijven om een duurzame koers in te zetten.
Ik ben er zeker van dat het convenant verandering teweeg gaat brengen. Allereerst omdat de partijen binnen het convenant elkaar scherp houden. Maar ook door het toezicht van de monitoringcommissie. Wij laten zien hoe de sector als geheel presteert, waar de voorlopers en waar de achterblijvers zitten en of er voortgang wordt gemaakt. En ook al noemen we geen namen van bedrijven, er gaat wel een prikkel van uit, omdat verzekeraars zichzelf gaan benchmarken. Onze aanbevelingen werken drukverhogend. Als partijen niets met onze aanbevelingen doen, komen we er het volgende jaar op terug. De druk van buiten zal dan ook zeker toenemen.
Ik zie het als onze taak om bedrijven te helpen de voortgang te bereiken die partijen met elkaar in het convenant hebben afgesproken. Dat is ook mijn persoonlijke drijfveer. We kunnen niet blijven doen wat we altijd deden. Kijk naar de klimaatverandering en het grondstoffenprobleem. De aarde is rond, dat maakt lineaire groei onhoudbaar. En ook als het gaat om mensenrechten en dierenwelzijn kunnen we zomaar de grens hebben bereikt. De mindset van consumenten is aan het veranderen. Als je daar als bedrijf en als belegger niet in meegaat, kun je in grote problemen komen.”