Jaarrapportage 2018-2019 | September 2019
Vooruitblik
In het eerste jaar van het convenant is het fundament gelegd voor de uitvoering van IMVO-risicomanagement. Nu duidelijk is hoe het proces van risicomanagement eruitziet en de eerste metingen binnen zijn, werken we de komende jaren verder aan het identificeren van risico’s en concrete gezamenlijke acties.
De monitoringresultaten van het eerste jaar laten zien dat veel bedrijven zich bewust zijn van de noodzaak om IMVO-risicomanagement te implementeren. Op basis van deze meting richten we ons in het tweede jaar op drie grote thema’s.
- Het verder in kaart brengen van de productieketens, het identificeren van risicogebieden en het formuleren van plannen van aanpak in gezamenlijkheid met andere convenantspartners. Bedrijven met vergelijkbare risico’s kunnen samen optrekken en actie ondernemen om de productieketens duurzamer te maken. De brancheorganisaties benutten de uitkomsten van de monitoring om hun leden hiertoe te stimuleren en hierbij te ondersteunen.
- De eerste metingen geven aan dat het voor veel MKB-bedrijven een grote uitdaging is om een IMVO-beleid te ontwikkelen en daarmee risico’s in de ketens te identificeren. Het ontwikkelen van bruikbare tools voor due diligence die passen bij de capaciteit van het MKB, staat daarom op onze agenda.
- Het verkennen van de mogelijkheden om een klachtenmechanisme op te zetten voor benadeelden in productielanden. Tijdens het eerste jaar van het convenant is gebleken het inrichten van een extern klachtenmechanisme voor individuele bedrijven een uitdaging kan zijn. Ook hier kan het convenant meerwaarde bieden door krachten en expertise te bundelen. Dit sluit aan bij de bevindingen van de werkgroep Toegang tot Herstel. In het vierde kwartaal van 2019 zal er een kennisbijeenkomst plaatsvinden, waar bedrijven die reeds een goed werkend extern klachtenmechanisme hebben, hun ervaringen delen hoe zij dit hebben opgezet, zodat anderen ervan kunnen leren.
De convenantspartijen zijn verder overeengekomen dat ze genderongelijkheid een belangrijk thema vinden en dat gezamenlijke acties hierop wenselijk worden geacht. Dit zal in de komende periode verder worden uitgewerkt.
Piet Haasen, manager research & ontwikkeling Riedel: ‘We naderen het omslagpunt’
Het IMVO-convenant Voedingsmiddelensector helpt om de hele bedrijfstak in beweging te krijgen. Piet Haasen, manager R&D van sappenfabrikant Riedel, ziet het omslagpunt voor verduurzaming naderen.
‘Steeds meer bedrijven zijn bereid in actie te komen voor verduurzaming. Eerst waren het de voorlopers, nu ontstaat er mede dankzij het convenant kritische massa. Ik heb het gevoel dat we het omslagpunt naderen. Bedrijven beseffen dat er ook in onze bedrijfstak wat moet gebeuren met het oog op people, planet en profit.
Een voorbeeld: in de hele wereld is het moeilijk om opvolgers te vinden die het boerenbedrijf voort willen zetten. Dat levert een groot probleem op, ook voor onze sector. Als er geen boeren zijn, is er geen fruit. Als er geen fruit is, is er geen sap. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat boeren in India, Afrika, Brazilië en waar dan ook een redelijk inkomen kunnen verdienen, zodat hun kinderen het bedrijf ook weer willen overnemen.
Als sector hoeven we het wiel niet opnieuw uit te vinden. Het is belangrijk om te kijken naar wat er al bestaat aan initiatieven en om de eisen zoveel mogelijk te standaardiseren en harmoniseren. Je raakt anders zomaar de weg kwijt in alle certificeringen en initiatieven. Het is heel belangrijk dat we als sector afspraken maken en elkaar helpen.
Elk bedrijf kan zijn eigen aanpak kiezen. Bij Riedel zijn we een jaar of zeven geleden gaan investeren in een goede samenwerking met ngo’s en lokale coöperaties. Wij willen dat de kwaliteit van producten verbetert en dat aan eisen op het gebied van milieu, mensen- en arbeidsrechten wordt voldaan. Wij hebben de SAI FSA Zilver, van het Sustainable Agricultural Initiative Platform, als standaard genomen voor de teelt. Een standaard die in de hele industrie wordt erkend en waartegen andere initiatieven gebenchmarkt zijn.
Ook zijn we gaan samenwerken met Solidaridad. We hebben per land de risico’s rond vruchten in kaart gebracht en onderzocht wat we kunnen doen om die risico’s aan te pakken. Met projecten in Brazilië en India laten wij zien dat het mogelijk is om de keten verduurzamen en dat we invloed hebben op wat er in het veld gebeurt.
Zeker, het kost tijd en geld om de keten te verduurzamen. Maar het bespaart ook geld. Bijvoorbeeld doordat er minder water en gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. En we maken het voor de volgende generatie aantrekkelijker om boer te worden, doordat er een goed inkomen tegenover staat. Dat levert meer zekerheid op over de kwaliteit en kwantiteit van de geleverde producten en daar hebben we als afnemers van producten baat bij.
Ik ben blij dat steeds meer bedrijven in de keten open staan voor verduurzaming. Door samen te werken, kunnen we het makkelijker en concreter maken om aan de richtlijnen te voldoen.’
Zuivelcoöperatie FrieslandCampina:
‘Koplopers zijn nodig om het peloton aan te jagen’
Zuivelonderneming FrieslandCampina haalt veel grondstoffen voor producten en verpakkingen uit het buitenland. Bas Roelofs, directeur FrieslandCampina Nederland, en Walter Vermeer, manager Inkoop Logistiek, zien internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) als noodzaak.
‘FrieslandCampina heeft drie doelstellingen. De eerste is: betere voeding. De wereldbevolking groeit sterk en heeft goede en meer voedingsstoffen nodig. Melk is daar een belangrijke oplossing voor. De tweede is: goede inkomsten voor onze boeren. Dat is van belang om boerenbedrijven financieel gezond te houden en dat geldt wereldwijd. De derde doelstelling is ‘nu en in de toekomst’. Door financieel gezond te blijven en goede voeding te leveren, kunnen we blijvend investeren in duurzame groei. Het is een collectief belang om de keten verder te verduurzamen.
We werken hier niet alleen aan binnen de coöperatie, maar ook daarbuiten. Zo hebben wij met ons Dairy Development Programme door de jaren heen al meer dan 250.000 melkveehouders getraind, onder andere in Azië en Afrika. We helpen hen bijvoorbeeld met verbeteringen in voedselkwaliteit, bedrijfsvoering en dierwelzijn en -gezondheid. Daarmee maken we het vak aantrekkelijk, ook voor de komende generaties. Bovendien zorgen we ervoor dat de productie van goede voedingsmiddelen stijgt.
Daarnaast voeren we projecten uit waarin we producenten van onder meer palmolie en vanille helpen om hun teelt te verduurzamen. Met die projecten willen wij laten zien dat het beter kan en een vliegwiel op gang brengen.
Hele peloton moet mee
Vanwege onze internationale omvang kunnen wij invloed uitoefenen in de keten. Voor veel kleinere MKB-bedrijven is dat moeilijker. Maar voor elk bedrijf geldt: verduurzamen kun je niet alleen. We moeten het samen doen. Daar helpt het convenant bij. Elke sector heeft koplopers nodig die het peloton aanjagen, maar we behalen de doelstellingen pas als het hele peloton volgt.
Daarnaast hebben we andere sectoren nodig om de wereldvraagstukken op te lossen. Daarom is het mooi dat er naast het IMVO-convenant Voedingsmiddelen, ook andere convenanten zijn. De convenanten stimuleren bedrijven om samen op te trekken als het gaat om IMVO, daarbij gesteund door ngo’s, overheid en vakbonden. Zij helpen ons om risico’s dieper te analyseren en dagen ons uit onze doelen en standaarden aan te scherpen.
Verduurzaming kost tijd en geld
We maken voortgang, maar niet zo snel als we allemaal graag zouden willen. Verduurzaming kost tijd, vraagt investeringen en heeft een prijs. Wij geloven dat we het meest kunnen bereiken als zoveel mogelijk partijen voortdurend stappen zetten. Dus niet meteen de lat zo hoog leggen dat enkelen slechts mee kunnen op één onderdeel en de rest niet mee kan of gaat. Wij willen een beweging van continue verduurzaming, op meerdere onderdelen tegelijk. Zo blijven we als Nederland de toonaangevende en meest duurzame producent van zuivel en kunnen we de groeiende wereldbevolking voorzien van hoogwaardige voedingsstoffen.’
Dicky de Morrée, politiek adviseur ICCO
‘Nu kunnen we vaart gaan maken’
ICCO is een van de maatschappelijke organisaties die deelnemen aan het IMVO-convenant Voedingsmiddelen. Volgens Dicky de Morrée, politiek adviseur, staat ICCO nog steeds achter die keuze.
‘Bij het besluit om het convenant te steunen, was het voor ons van groot belang dat er niet alleen aandacht naar milieu en klimaat zou gaan, maar ook naar sociale thema’s als leefbaar loon en kinderarbeid. Dat die thema’s in het convenant zitten, was voor ons van doorslaggevend belang.
Een aantal ngo’s is op het laatst van de onderhandelingen afgehaakt, omdat de supermarkten en bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie zich in het convenant laten vertegenwoordigen door de drie brancheorganisaties. Bedrijven tekenen dus niet individueel, maar voeren wel individueel een risicoanalyse uit. Wij begrijpen de kritiek daarop. Maar voor ons was het glas halfvol. Verder onderhandelen was geen optie, want de onderhandelingen hadden al drie jaar geduurd.
Als ngo met meer dan 50 jaar ervaring in het verbeteren van waardeketens in ontwikkelingslanden willen wij de bedrijven in het convenant ondersteunen met onze kennis, ervaring en netwerken. Ook geven wij feedback op wat bedrijven laten zien en horen. Zo proberen we elkaar te versterken. Grote supermarkten en voedingsmiddelenbedrijven zijn al langer bezig met due diligence, kleinere bedrijven moeten hiervoor vaak nog een structuur opzetten. Daar biedt het convenant handvatten voor.
Het eerste jaar is er vooral tijd gaan zitten in het bespreken van de aanpak en het ontwikkelen van tools voor IMVO-risicomanagement. Hopelijk kunnen we de komende jaren vaart maken, zodat bedrijven daadwerkelijk de gesignaleerde risico’s in hun ketens kunnen aanpakken. Daar zien wij naar uit.’