Jaarrapportage 2018-2019 | September 2019
Uitkomsten monitoring
In het eerste convenantjaar is onder andere de basis gelegd voor de implementatie van een goed IMVO-risicomanagementproces. Monitoring is daarvoor een belangrijk instrument. Om IMVO-risicomanagement te versterken en te verbeteren, moet er eerst worden gemeten.
De convenantspartijen hebben hiervoor een monitoringstool ontwikkeld die individuele bedrijven in staat stelt te meten waar zij staan op het gebied van IMVO-risicomanagement conform de OESO-richtlijnen. Deze vragenlijst wordt door alle drie de brancheorganisaties gebruikt, waardoor het mogelijk is om de voortgang op het gebied van IMVO-risicomanagement in de sector op een uniforme wijze te meten.
De vragenlijst bevat 10 hoofdvragen en in totaal 157 deelvragen over due diligence, gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Aan de hand daarvan onderzoeken individuele bedrijven waar zij staan met IMVO-risicomanagement en wat de volgende stappen moeten zijn. Elke branchevereniging heeft op basis van de ingevulde vragenlijsten van haar leden een eerste geaggregeerde inventarisatie gemaakt voor de rapportage.
Het invullen van de vragenlijst is een nuttig hulpmiddel voor bedrijven om een goed beeld te krijgen van de mate waarin IMVO-risicomanagement op dit moment in het bedrijf wordt toegepast en wat er nodig is om dit verder te implementeren in de nabije toekomst. De eerste stap in dit proces is het in kaart brengen van de productieketens en vervolgens het identificeren van risico’s in de keten. De volgende stap is om die risico’s door middel van een plan van aanpak te verminderen of te voorkomen.
De partijen hadden meer tijd nodig om de monitoringstool te ontwikkelen dan vooraf was ingeschat. Partijen hebben het noodzakelijk geacht meer tijd te nemen voor de ontwikkeling van de tool, omdat de kwaliteit van een eerste meting staat of valt met een goed functionerende monitoringstool waar alle partijen zich in kunnen vinden. Daarnaast is het van belang om in het eerste jaar de werkelijke knelpunten te identificeren om zodoende de capaciteiten van partijen in het convenant adequaat en efficiënt in te kunnen zetten op de daadwerkelijke behoefte van het bedrijfsleven. Pas dan heeft een dergelijke tool meerwaarde voor bedrijven, voor de sector en voor het convenant. De uitvraag voor het invullen van de tool in het eerste jaar heeft door de langere ontwikkeltijd iets vertraging opgelopen bij brancheverenigingen FNLI en KNSV. Beide brancheverenigingen hebben aangegeven zich in jaar twee extra te zullen inspannen om het doel van jaar twee wel te halen, met name door zich voldoende te richten op het MKB. Het CBL heeft de monitoringstool tijdig ingevuld en de meting aangeleverd, en heeft daarmee voldaan aan de doelstelling van jaar 1.
Hieronder volgen eerst de algemene bevindingen, daaronder de bevindingen per branchevereniging.
Hard op weg naar IMVO-risicomanagement
De supermarkten zijn hard op weg naar IMVO-risicomanagment volgens de OESO-richtlijnen.
Algemene bevindingen
Dankzij de eerste meting weten we als convenantspartijen waar we de komende jaren de focus moeten leggen in het ondersteunen van de sector.
Grote bedrijven zijn de koplopers
De FNLI heeft de implementatie van IMVO en het IMVO-convenant voedingsmiddelen hoog op haar prioriteitenlijst staan.
Specerijenbedrijven scoren hoog op kennis van keten
De specerijenbedrijven hebben veel kennis van hun keten. Een aantal KNSV leden heeft IMVO-beleid en voert dit uit.
Lees verder
Algemene bevindingen
Dankzij de eerste meting weten we als convenantspartijen waar we de komende jaren de focus moeten leggen in het ondersteunen van de sector richting implementatie en uitvoering van IMVO-beleid conform de richtlijnen van de OESO. Meten is weten en de bevindingen die we uit de data van deze meting hebben gehaald, laten goed zien waar de behoefte van de sector ligt voor verdere ondersteuning. Dit zien we als waardevolle kennis en een gedegen basis voor onze activiteiten in het komende jaar. Ondanks dat het aantal respondenten voor de meting vanuit KNSV en FNLI iets lager was dan waarop ingezet was, hebben we waardevolle inzichten verkregen over waar exact de knelpunten zich bevinden.
Branches zijn zeer verschillend
Doordat de drie branches FNLI, CBL en KNSV in aantal leden en grootte van bedrijven sterk van elkaar verschillen, is het erg ingewikkeld om de resultaten van de meting van de drie branches met elkaar te vergelijken. Er zijn grote verschillen in de complexiteit en structuur van de toeleveringsketens, het aantal ketens waarmee een bedrijf te maken heeft en de geografische spreiding van productielocaties. Dit zorgt dat iedere branche haar eigen specifieke uitdagingen en mogelijkheden kent en partijen in het convenant de ondersteuning op de behoeften per branche aan zullen moeten passen.
Uitdagingen voor branches
Uit deze eerste meetresultaten komt naar voren dat bedrijven goed op weg zijn met het in kaart brengen van hun productieketens, maar er nog een lange weg te gaan is. Een van de grootste uitdagingen is het identificeren, prioriteren en aanpakken van risico’s. Dit vraagt om meer transparantie in toeleveringsketens en de schakel in de keten waar de potentiële risico’s op negatieve impact zich bevinden. De eerste en vaak ook tweede schakel in de toeleveringsketen zijn doorgaans goed bekend. Er is dus juist meer kennis van verderop in de keten nodig om risico’s te identificeren. Vervolgens zal er een plan van aanpak opgesteld moeten worden om deze risico’s, samen met de partners in het convenant, aan te pakken. De IMVO-risicomanagementhandreiking die in het convenant is ontwikkeld, kan hierbij helpen.
Passende instrumenten voor MKB
Daarnaast is uit de eerste meting duidelijk gebleken dat er een significant verschil bestaat tussen grote en kleine bedrijven (MKB) als het gaat om de mate waarin ze beleid op IMVO-risicomanagement hebben geïmplementeerd. De monitoringstool is dit eerste jaar vooral ingevuld door grotere bedrijven die IMVO-risicomanagement al hoog op de agenda hebben staan en vaak ook al hoog scoren. Voor het MKB lijkt het lastiger om een gedegen IMVO-beleid te ontwikkelen en risico’s te identificeren en aan te pakken omdat hun capaciteit beperkter is. Dit is een signaal voor de convenantspartijen om in het tweede jaar instrumenten te ontwikkelen die nog meer aansluiten bij de behoeften van het MKB, om zodoende deze doelgroep beter te betrekken bij het convenant.
De monitoringresultaten uit het eerste jaar vormen de uitgangssituatie voor de komende jaren. Op basis van het fundament dat in het eerste jaar is gelegd, kunnen partijen het komende jaar stappen zetten op weg naar verbetering.
Tabel 1: Geaggregeerde data van drie brancheverenigingen. De scores geven een gemiddelde weer van de mate waarin de respondenten op weg zijn met het doen van IMVO-risicomanagement conform de 10 stappen van de OESO-richtlijnen. Iedere vraag in onderstaande tabel is opgebouwd uit een aantal deelvragen waarop een bepaalde score behaald kon worden.
* Op de vraag of een bedrijf een klachtenmechanisme heeft waar belanghebbenden die negatieve gevolgen ondervinden van het handelen van de onderneming terecht kunnen, lijkt er sprake van een andere interpretatie dan de OESO-richtlijnen bedoelen. Deze vraag is doorgaans opgevat als zijnde een klachtenlijn voor consumenten en/of waar klokkenluiders terecht kunnen voor klachten over de interne organisatie. Derhalve valt de score hoger uit. Daarom gaan de partijen in het tweede jaar gezamenlijk werken aan de vormgeving en invoering van klachtenmechanismes conform de OESO-richtlijnen, met de focus op klachten van benadeelden uit productielanden.
Lees verder
Uitkomsten monitoring per brancheorganisatie: CBL
Supermarkten hard op weg naar IMVO-risicomanagement volgens OESO-richtlijnen
In mei 2019 hebben de leden van het CBL (met een gezamenlijk marktaandeel van ca. 95% van de supermarktbranche) de monitoringstool ingevuld en toegestuurd aan het secretariaat van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen bij de SER. De vragenlijst bestond uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. De gemaakte analyse is geanonimiseerd, geaggregeerd en gebaseerd op beide datasets. Voor de analyse van de antwoorden maken we gebruik van de kwalitatieve antwoorden, die als toelichting konden worden gegeven bij iedere vraag.
Geaggregeerd resultaat
Legenda:
1: IMVO-beleid - 96%
2: IMVO geïntegreerd - 86%
3: Klachtenmechanisme - 71%
4: Overzicht ketens - 61%
5: Risico’s keten - 52%
6: Risico’s geprioriteerd - 71%
7: Plan van Aanpak - 47%
8: Doelstellingen - 54%
9: Evaluatie - 56%
10: Communicatie - 81%
De conclusie die uit de meting naar voren komt, is dat de supermarktbranche hard op weg is naar een IMVO-risicomanagementbeleid conform de OESO-richtlijnen. De branche is breed betrokken bij de implementatie, ketens worden in kaart gebracht en risico’s geïdentificeerd. Het blijft echter een uitdaging om alle producten tot op productieniveau in kaart te brengen. Er zijn immers vele en complexe ketens die niet allemaal snel even transparant gemaakt kunnen worden. Commitment vanuit het management is de belangrijkste stap om het due diligenceproces verder vorm en inhoud te geven. In de supermarktbranche wordt aan deze voorwaarde goed voldaan.
Het proces is hiermee natuurlijk niet klaar, maar de eerste grote, wellicht belangrijkste stap is gezet. Het identificeren van risico’s, de prioritering en het ontwikkelen van actieplannen om de risico’s te identificeren zullen de komende jaren, mede door de samenwerking binnen het convenant, vorm krijgen. De doelstellingen, evaluatie en de rapportage zullen degelijker worden naarmate de onderliggende informatie inzichtelijker wordt. De behoefte van de supermarktbranche sluit daarmee aan bij de stappen in het convenant. Dit biedt voldoende handvatten om deze lijn van samenwerking door te zetten en de doelstellingen, zoals geformuleerd in het convenant, te halen.
Lees hier de volledige rapportage van het CBL: https://www.cbl.nl/onderwerpen/imvo-convenant-voedingsmiddelen/
Lees verder
Uitkomsten monitoring per brancheorganisatie: KNSV
Specerijenbedrijven scoren hoog op kennis van de keten
De KNSV heeft zestig leden, waarvan 24 leden zelf hun specerijenleverancier kiezen. De andere leden zijn dienstverleners voor specerijenbedrijven. Hiermee vertegenwoordigt de KNSV meer dan 95 procent van de specerijenbedrijven.
Legenda:
1: IMVO-beleid - 53%
2: IMVO geïntegreerd - 55%
3: Klachtenmechanisme - 51%
4: Overzicht ketens - 79%
5: Risico's keten - 32%
6: Risico's geprioriteerd - 19%
7: Plan van Aanpak - 35%
8: Doelstellingen - 35%
9: Evaluatie - 25%
10: Communicatie - 53%
In het eerste jaar van dit convenant heeft de KNSV een due diligence tool en training aangeboden, waaraan 23 bedrijven deelnamen. Uit de evaluatie van deze training is gebleken dat de training effectief werd bevonden en ook dat er behoefte was aan verdere verdieping.
Tien specerijenbedrijven hebben de monitoringstool van het IMVO-convenant ingevuld. Daaruit komt naar voren dat de helft van deze bedrijven een IMVO-beleid heeft en uitvoert.
De identificatie van risico’s in de keten haalt een lage score (25%), hoewel deze bedrijven voor hun kennis van de keten een hoge score (80%) rapporteren. De KNSV verwacht daarom dat het mogelijk is de risico’s beter in kaart te brengen. Voor een zo effectief mogelijke aanpak wordt samenwerking gezocht met het Sustainable Spices Initiative (SSI).
Lees hier de volledige rapportage van het KNSV: https://www.specerijenvereniging.nl/bijlagen/38/imvo-meetpuntresultaten-eerste-jaar-knsv
Lees verder
Uitkomsten monitoring per brancheorganisatie: FNLI
Resultaten bevestigen dat de grote bedrijven koplopers zijn
De FNLI heeft de implementatie van IMVO en het IMVO-convenant voedingsmiddelen hoog op haar prioriteitenlijst staan. De respondenten vormen een mix van koplopers en peloton op het gebied van IMVO (beleid, bedrijfsvoering, communicatie). 16 van de 33 voedingsmiddelenbedrijven die dit eerste jaar de monitoringtool hebben ingevuld, hebben een omzet groter dan 100 miljoen euro per jaar en opereren veelal in heel Europa en/of wereldwijd.
Voor de verwerking van de data heeft FNLI samengewerkt met Sustainalize om de objectiviteit van de conclusies optimaal te garanderen. Onderstaande conclusies komen uit het onafhankelijke rapport ‘Self-assessment voor IMVO-risicomanagement en monitoring Voedingsmiddelenconvenant’ van Sustainalize.
Figuur: geaggregeerde data van 33 FNLI bedrijven met weergegeven de gemiddelde score van de bedrijven op deelvragen van de self-assessment. De scores van de 10 vragen zijn opgebouwd uit scores op deelvragen.
Op bijna alle dimensies geldt dat hoe groter de onderneming is, hoe hoger de score is. Er is duidelijk een groot verschil tussen enerzijds multinationals en grote bedrijven en anderzijds kleinere (veelal MKB) bedrijven.
De grootste bedrijven scoren gemiddeld hoger op de vraag in hoeverre er reeds een IMVO beleid is dan de kleinere bedrijven. Veel kleinere bedrijven zijn nog bezig om het IMVO-beleid goed geïntegreerd te krijgen in de bedrijfsvoering. De grootste bedrijven hebben veelal IMVO-beleid en een klachtenmechanisme, de kleinere bedrijven moeten hier vaak nog aan werken. De ketens zijn bij alle bedrijven redelijk goed in kaart. Ook hier is een verwacht duidelijk verschil tussen grote en kleine bedrijven.
De meeste bedrijven zijn reeds van start gegaan om geïdentificeerde risico’s door middel van een Plan van Aanpak te mitigeren.
De voortgang in het IMVO-convenant biedt de FNLI en haar leden veel handvatten om de interne en externe projecten en de samenwerking in het convenant ook de komende jaren voortvarend op te pakken en de gewenste doelstellingen en successen gezamenlijk te behalen. Data in dit eerste jaar bevestigen het beeld dat met name de grotere bedrijven al een IMVO-beleid hebben geïmplementeerd en dat er een kans ligt voor het ontwikkelingen van instrumenten om het MKB te helpen hun IMVO-beleid (verder) vorm te geven die rekening houden met hun uitdagingen en mogelijkheden.
Lees hier de volledige rapportage van de FNLI: https://www.fnli.nl/publicaties/sustainalize/ en onze inspanningen https://www.fnli.nl/publicaties/FNLIactiviteiten/
Evert-Jan Brouwer, politiek adviseur, Woord en Daad: Risico’s kennen is goed, risico’s aanpakken belangrijker
Woord en Daad is positief over de inspanningen die de brancheorganisaties in het eerste convenantsjaar hebben gepleegd. Ze hebben bij hun leden IMVO-risicomanagement bevorderd en deelname aan de eerste meting gestimuleerd. De komende jaren komt het aan op de aanpak.
De convenantspartijen zijn in het eerste jaar voortvarend van start gegaan om bedrijven te ondersteunen in het uitvoeren van due diligence en het rapporteren daarover. Er is een handreiking ‘Due diligence en inkooppraktijk’ geschreven die door de brancheorganisaties is gedeeld met hun leden. Deze handreiking maakt IMVO tastbaarder en biedt praktisch advies voor de implementatie van IMVO-risicomanagement. Ook zijn er een monitoringstool en beoordelingskader ontwikkeld. Een grote stap naar meer transparantie over de voortgang van due diligence bij bedrijven.
De resultaten van de monitoringstool laten een aantal zaken zien. Allereerst is er een groot verschil tussen grote (multinationale) en kleinere bedrijven. Grotere bedrijven hebben een goede organisatorische basis om IMVO-risicomanagement conform de OESO Richtlijnen verder vorm te geven. Bij kleinere bedrijven is bij ongeveer 50% sprake van een IMVO-beleid, waarbij het de vraag is hoe OESO-conform dat beleid is. Dit betekent dat we binnen het convenant in de komende jaren met gerichte acties moeten komen om kleinere bedrijven praktisch te ondersteunen bij IMVO-risicomanagement.
Bedrijven geven vaak aan dat ze hun productieketens goed kennen. Dit betreft de eerste en tweedelijns contacten (meestal leveranciers of verwerkers), maar vaak is onduidelijk hoe het ‘begin van de keten’ eruitziet. Wanneer het gaat om kleine producenten ver weg, is de kans op misstanden groter en zijn de risico’s onbekend. Vanuit onze eigen ervaring met lokale producenten en verwerkers in ontwikkelingslanden kunnen wij dit bevestigen.
Verder valt op dat er relatief weinig risico’s worden aangepakt door middel van een plan van aanpak met bijbehorende monitoring en evaluatie. Voor Woord en Daad is dit de lakmoesproef van het convenant: gaan we samen de stap te zetten van kennis naar actie, van weten naar handelen? Boeren, arbeiders en ondernemers in productielanden moeten iets van dit convenant gaan merken.
De bewustwording over IMVO neemt toe. Dat wordt zichtbaar door de verankering in beleid en managementsystemen. Maar er valt nog een wereld te winnen bij het kennen van de risico’s in de hele keten en het concreet en resultaatgericht aanpakken van die risico’s. Woord en Daad zet zich er mét de andere convenantspartijen voor in dat er in productieketens goede voortgang wordt geboekt als het gaat om arbeidsomstandigheden, loon of inkomen en milieu.
Marian Geluk, directeur brancheorganisatie FNLI
”De FNLI heeft met overtuiging in 2018 het IMVO-convenant ondertekend. Waar veel multinationals al jaren IMVO-beleid voeren, zorgt dit convenant voor verbreding én toegevoegde waarde. In de volle breedte worden bedrijven namelijk aangespoord om stappen te zetten. Alleen of met partners. Trots kan bijvoorbeeld de cacao sector zijn op haar initiatief dit jaar om doelen te stellen voor leefbaar loon in de cacao productie. Niemand kan alleen de cacao keten veranderen, maar dit Nederlandse initiatief, kan zeker grote impact hebben voor een duurzame cacao productie.
Het FNLI-bureau en aangesloten brancheorganisaties hebben zich volop ingezet voor het convenant. Er is hard gewerkt om de complexe OESO-richtlijnen te vertalen naar een concreet stappenplan voor bedrijven. En dat is gelukt, gezien de reacties van onze leden die in workshops hiermee aan de gang zijn gegaan. Dank ook aan MVO Nederland die ons hierbij heeft begeleid. In dit eerste jaar hebben we vijf IMVO-workshops georganiseerd met 88 deelnemers van 57 verschillende bedrijven. De FNLI en aangesloten branches organiseren in het tweede jaar wederom een serie van deze workshops waardoor we van koffie tot kokos, van thee tot tonijn, van soja tot sinaasappelen, aan de slag zijn!
Het IMVO-convenant is uit de startblokken. De FNLI heeft een intensief jaar achter te rug. Ik ben trots op deze start. De uitdagingen blijven groot en ik kijk uit naar een sterk tweede jaar van het convenant. “
Marc Jansen, directeur brancheorganisatie CBL
“Supermarkten en foodservicebedrijven zijn na het ondertekenen van het convenant snel aan de slag gegaan. De focus van de supermarktbranche is het opzetten van concrete projecten om leefbaar loon voor productiemedewerkers op toeleveringsbedrijven van bananen in ontwikkelingslanden te realiseren. Ook hebben supermarkten de handschoen opgepakt en gestart met het uitvoeren van IMVO-risicomanagement, ook wel due diligence genoemd. Zorg voor sociale aspecten van verduurzaming bij toeleveringsbedrijven in ontwikkelingslanden is geïntegreerd in de bedrijfsvoering.
Nu een jaar na de ondertekening van het convenant is er dus veel bereikt. Bovendien werken supermarktorganisaties hard aan het transparant maken van productieketens. Het goede van het IMVO-convenant is dat alle relevante partijen aan tafel zitten, van overheid en ngo’s tot leveranciers en vakbonden. Zo helpen we elkaar en leren we van elkaar met als doel om duurzame ontwikkeling te stimuleren en zo het leven van mensen in ontwikkelingslanden die ons voedsel produceren te verbeteren.”
Rob Verhoef, directeur Inkoop Dutch Bakery:
‘Ook MKB-bedrijven moeten kennis hebben van grondstoffen en risico’s’
FNLI is gestart met een serie IMVO-workshops waarbij risicovolle grondstoffen onder de loep worden genomen. Rob Verhoef, directeur Inkoop van Dutch Bakery, nam in juni 2019 deel aan zo’n werksessie, georganiseerd door FNLI en de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB). Hij weet nu wat hem te doen staat.
‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen is iets waar wij al jaren mee bezig zijn, zonder dat we daar officieel beleid voor hebben. Wij gebruiken bijvoorbeeld alleen duurzame palmolie en vlees met het Beter leven-keurmerk. Het golfkarton voor verpakkingen is al jaren FSC-gecertifieerd. Dat doen we omdat onze klanten erom vragen. Wij zijn in Nederland marktleider in afbakbrood en broodsnacks. Wij leveren onze producten onder het eigen label van supermarkten en maken dus precies wat die supermarkt wil.
Tijdens de IMVO-workshop hebben we voor veelvoorkomende grondstoffen in onze bedrijfstak gekeken waar ze vandaan komen en wat de risico’s op misstanden zijn. Dat was heel interessant en leerzaam.
Eén van de dingen waar wij op dit moment mee bezig zijn, is recyclebaar verpakkingsmateriaal. Ook dat is iets waar onze klanten naar vragen, want het imago van plastic is slecht. Het plastic verpakkingsmateriaal zorgt er overigens wel voor dat afbakbroodjes 3 maanden houdbaar zijn en niet worden weggegooid. Vergelijk dat eens met verse producten: daar wordt heel veel van weggegooid. Wat is dan duurzamer?
Ik vind het heel lastig. Duurzaamheid heeft soms meer met emotie dan met feiten te maken. Het is ook maar de vraag of de juiste dingen de aandacht krijgen. Er is geen standaard meetlat. Voor je het weet, zit je in een politieke discussie. Met welke landen wil je wel of geen zaken doen? Tegelijkertijd voel en zie ik de opvattingen in de maatschappij veranderen. Mensen willen dat voeding en andere producten duurzaam worden gemaakt. Dus bijvoorbeeld zonder kinderarbeid en met zo min mogelijk CO2-uitstoot.
Over vijf tot tien jaar is duurzaam de standaard. Dat betekent dat ook MKB-bedrijven moeten kunnen laten zien wat hun IMVO-beleid is en wat ze doen om risico’s te voorkomen of te beperken. Het is goed dat wij ons daar als bedrijf op voorbereiden, geholpen door onze bedrijfstakverenigingen. Er wordt gewoon van ons verwacht dat we kennis hebben van onze grondstoffen en de risico’s die daarmee samenhangen en dat we weten wat we aan die risico’s doen.’