Jaarrapportage 2019-2020 | December 2020
Jaarrapportage 2019-2020
December 2020
Terugblik tweede jaar
Het aantal bedrijven dat bezig is met IMVO-risicomanagement én de Self Assessment Tool (SAT) heeft ingevuld, is in het tweede convenantjaar meer dan verdubbeld: van 48 respondenten afgelopen jaar naar circa 110 in 2020.
Uit de vergelijking tussen het eerste en tweede jaar blijkt dat er, ondanks Covid-19, vooruitgang is geboekt in de implementatie van due diligence processen. Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker waar de aandachtspunten liggen voor de verdere implementatie van due diligence processen conform de OESO-richtlijnen, zowel per sector, keten als bedrijf. Deze aandachtspunten worden in de deelrapportages per brancheorganisatie toegelicht.
Binnen het convenant wordt met branches het gesprek gevoerd over de voortgang. Ngo’s en vakbonden bieden gericht en concreet ondersteuning door hun kennis en netwerken in te zetten voor het verder identificeren en adresseren van risico’s op schendingen van mensenrechten. Dit gebeurt ook in de vorm van projecten.
Grote verschillen tussen branches
Doordat de drie brancheverenigingen FNLI, CBL en KNSV sterk van elkaar verschillen, is het niet mogelijk om de monitoringresultaten direct met elkaar te vergelijken. Er zijn bijvoorbeeld grote verschillen in ledental, maar ook in de complexiteit en structuur van de toeleveringsketens per branche, het aantal ketens waarmee bedrijven te maken hebben en de geografische spreiding van productielocaties. Iedere branche kent haar eigen specifieke uitdagingen en mogelijkheden. Dit vraagt van de convenantpartijen om hun ondersteuning aan te passen aan de behoeften per branche.
Tabel 1: Factsheet branches
Activiteiten en bijeenkomsten
Covid-19 heeft in de tweede helft van het tweede convenantjaar grote impact gehad op de hele voedingsmiddelensector en op de voortgang van het convenant. Veel bijeenkomsten zijn uitgesteld of geannuleerd of hebben online plaatsgevonden. De partijen hebben echter niet stil gezeten. In dit hoofdstuk benoemen we de activiteiten die hebben plaatsgevonden. In hoofdstuk 3 Samenwerking lichten we een aantal gezamenlijke activiteiten nader toe.
De KNSV heeft onder meer online IMVO-bijeenkomsten georganiseerd om leden te informeren over de implementatie van due diligence in de bedrijfsstrategie. De FNLI is samen met andere convenantpartijen gestart om een MKB-toolkit te maken, met als doel MKB-bedrijven beter en gerichter te ondersteunen bij het inrichten en implementeren van hun due diligence processen. Het CBL heeft veel tijd besteed aan het Banana Living Wage-project. Daarnaast wordt er gewerkt aan een potentieel IMVO-project in de tomatenketen, met name gericht op de inzet van migrantenarbeid bij de oogst van tomaten in Zuid-Italië.
De brancheverenigingen hebben op basis van de door hun leden ingevulde vragenlijsten eigen (geaggregeerde) deelrapportages opgesteld. Grote bedrijven hebben de uitgebreide Self Assessment Tool ingevuld, MKB-bedrijven de MKB Quickscan. Tabel 2 geeft voor beide tools de indeling op hoofdthema’s weer.
Tabel 2: Thema’s in self-assessment tools
Hieronder volgt per branchevereniging de samenvatting van de deelrapportages, met een link naar de volledige deelrapportage op de betreffende branche-website.
Deelraportage CBL
Supermarkten hebben vooruitgang geboekt op alle stappen van due diligence, met name het in kaart brengen van ketens en het prioriteren van risico’s.
Lees verder
Deelraportage FNLI
Ondanks COVID-19 hebben meer FNLI-leden gerapporteerd over hun due diligence, waaronder vooral veel nieuwe MKB-bedrijven.
Lees verder
Deelraportage KNSV
De betrokkenheid van KNSV-leden bij internationaal MVO is flink toegenomen in het tweede verslagjaar, al zijn de verschillen tussen de bedrijven groot.
Lees verder
Deelrapportage CBL: IMVO-risicomanagement in de supermarktbranche
Nieuwe stappen, grote uitdagingen
Klik hier voor de volledige deelrapportage van CBL.
In het tweede convenantjaar heeft de supermarktbranche nieuwe stappen gezet op het gebied van IMVO-risicomanagement, zo blijkt uit de rapportage van CBL. De hoofdvragen van de Self-Assessment Tool zijn gekoppeld aan de due diligence thema’s van de OESO-richtlijnen, zie figuur 1
Figuur 1: Overzicht due diligence thema’s in OESO-richtlijnen en bijbehorende hoofdvragen uit de SAT
De SAT berekent per hoofdvraag een score die de mate van voortgang laat zien. Figuur 2 toont de geaggregeerde scores van alle CBL-leden die de vragenlijst hebben ingevuld, zowel voor jaar 1 als jaar 2. Daaruit is op te maken dat supermarkten in jaar 2 meer inzicht hebben gekregen in hun ketens en de bijbehorende risico’s. En ook dat ze meer aandacht besteden aan het prioriteren van de geïdentificeerde risico’s. De focus ligt op producten en landen waar de meeste risico’s gevonden zijn.
Figuur 2: Geaggregeerde score CBL leden op de tien hoofdvragen in de SAT, in het 1e en 2e convenantjaar
De grootste uitdaging blijft het opstellen van plannen van aanpak om geïdentificeerde risico’s te mitigeren (vraag 4 en 5). Sommige retailers hebben al een plan van aanpak opgesteld, andere werken er nog aan. Daar horen ook korte- en lange-termijndoelstellingen bij om risico’s aan te pakken.
Uit vraag 9 blijkt dat de supermarkten meer geëvalueerd hebben hoe effectief de genomen IMVO-maatregelen zijn, zowel op producentenniveau als op externe doelstellingen en acties. Zo nodig worden het IMVO- en inkoopbeleid, bedrijfsprocessen en het monitoringsbeleid aangescherpt. Ook wordt er meer samengewerkt met toeleveranciers om verbeteringen in de ketens te bereiken.
In het derde convenantjaar gaan supermarkten extra inzetten op de aandachtspunten die naar voren kwamen uit de Self Assessment Tool, waaronder de verbetering van de plannen van aanpak en de inrichting van klachtenmechanismen en de toegang tot herstel voor externe belanghebbenden.
Verder blijven zij inzetten op concrete projecten om te laten zien dat zij het IMVO-beleid daadwerkelijk in praktijk brengen. Waar mogelijk werken ze hierbij samen met andere convenantpartners.
IMVO-voorbeeldprojecten
De CBL-rapportage licht verschillende IMVO-projecten uit, waaronder het Banana Retail Commitment on Living Wage, de tilapiaketen van Jumbo, de klimaatneutrale banaan van PLUS, de nootmuskaatketen van Coop, de Way to Go chocolade van Lidl en de Delicata chocolade van Albert Heijn.
Banana Retail Commitment on Living Wage:in oktober 2019 hebben verschillende Nederlandse supermarkten, CBL en IDH de Leefbaar Loon Bananenovereenkomst getekend. In november werd het project tijdens het Living Wage-congres gelanceerd. Doel: een leefbaar loon voor arbeiders in de bananenteelt. In de eerste fase (2019 t/m 2020) wordt het verschil tussen het leefbaar en huidige loon in de bananenketen in kaart gebracht en een monitorings- en validatieproces ingericht. De producenten op productielocaties zijn momenteel bezig met het aanleveren van data. Vanaf 2021 wordt jaarlijks minimaal 10% van het verschil gedicht. De supermarkten streven ernaar om in 2025 het verschil voor hun totale bananenassortiment gedicht te hebben.
Deelrapportage FNLI: Activiteiten en resultaten tweede jaar
IMVO leeft, ook onder MKB
Klik hier voor de volledige deelrapportage van FNLI.
Covid-19 heeft grote impact op de voedingsmiddelenbedrijven in Nederland. De beschikbare tijd en capaciteit voor het invullen van de monitoringstools stonden daardoor onder druk. Toch is er in het tweede convenantjaar vooruitgang geboekt op deelname aan de jaarlijkse monitoring, meldt de FNLI in haar deelrapportage.
De Self Assessment Tool (SAT) is door 81 van de circa 500 FNLI-leden (vooral MKB-bedrijven) ingevuld; voor 51 bedrijven was dit de eerste keer. Uit deze toename is af te leiden dat IMVO in de sector leeft. Vanwege Covid-19 hebben MKB-bedrijven van FNLI de mogelijkheid gekregen om de Quickscan gedeeltelijk in te vullen. Hier hebben 11 van de 81 bedrijven gebruik van gemaakt. Dit geeft voor die bedrijven geen volledig inzicht in alle zes stappen van due diligence. Figuur 1 toont het aantal respondenten dat de SAT dan wel MKB Quickscan in 2019 en 2020 heeft ingevuld.
Figuur 1: Aantal respondenten FNLI monitoring IMVO-risicomanagement in 2019 en 2020
Inspanningen FNLI
Het resultaat is mede bereikt dankzij de inspanningen van de FNLI om leden te ondersteunen bij de implementatie van due diligence, onder meer via een webinar over IMVO-risicomanagement. Ook is er samen met andere convenantpartijen gewerkt aan een MKB-toolkit: een nog verder te ontwikkelen set van praktische tools voor het implementeren van IMVO-risicomanagement. De MKB Quickscan is daar onderdeel van.
Uitkomsten monitoring
De meeste bedrijven die de SAT voor de tweede keer hebben ingevuld, laten een kleine progressie zien op implementatie van IMVO-risicomanagement. 21 bedrijven hebben hoger gescoord dan vorig jaar, 3 bedrijven hebben dezelfde score en 1 bedrijf heeft iets lager gescoord. Er zijn bedrijven die dit jaar een andere tool hebben ingevuld dan vorig jaar, waardoor de scores van de twee jaren lastig te vergelijken zijn. Figuur 2 laat zien dat bedrijven die dit jaar een hogere score behaalden, hun score met gemiddeld 10% verbeterden. De gemiddelde score, uitgedrukt als percentage van het maximaal haalbare aantal punten, steeg van 57,8% naar 63,6%.
Figuur 2: Gemiddelde score van FNLI-respondenten die in jaar 2 vooruitgang laten zien
Over het geheel genomen geldt dat grote bedrijven (> 250 medewerkers) een voorsprong hebben op MKB-bedrijven. Een reden is dat grote bedrijven over het algemeen meer middelen (zoals kennis en resources) ter beschikking hebben, bijvoorbeeld voor het doen van onderzoek in toeleveringsketen. Ook hebben zij potentieel meer invloed in toeleveringsketens.
Toch zijn er het afgelopen jaar ook door het MKB stappen gezet. Van de bedrijven die de MKB Quickscan hebben ingevuld, zijn de meeste bekend met de IMVO-risico’s. Ook hebben zij maatregelen genomen om tot een verantwoorde grondstofvoorziening te komen. Dit gebeurt overwegend door MVO-gecertificeerde ingrediënten in te kopen. De FNLI besteedt het komende jaar extra aandacht aan vervolgstappen voor bedrijven die grondstoffen aankopen met een hoger risicoprofiel.
Sectorrapportage cacao, palmolie, soja en koffie
De FNLI licht in haar rapportage vier specifieke sectoren uit om meer inzicht te bieden in de inspanningen van bedrijven om hun internationale handelsketens te verduurzamen. De inzichten zijn gebaseerd op een onderliggend rapport: ‘IMVO door de Nederlandse Levensmiddelenindustrie. Voortgang in cacao, palmolie, soja en koffie in beeld’. Deze vier grondstoffen hebben een lange en complexe toeleveringsketens. Bedrijven die actief zijn in deze grondstoffenketens hebben (internationale) sectorinitiatieven opgezet waarin verschillende stakeholders in publiek-privaat samenwerkingsverband acteren. Problemen in de ketens kunnen immers niet door individuele bedrijven alleen worden opgelost. De FNLI benadrukt het belang van dit soort initiatieven.
Deelrapportage KNSV: Voortgang IMVO in de Nederlandse specerijensector
Grote verschillen, veel welwillendheid
Klik hier voor de volledige deelrapportage van de KNSV.
In het tweede convenantjaar is de betrokkenheid van KNSV-leden bij IMVO en due diligence flink toegenomen, zo blijkt uit de deelrapportage van de KNSV. De vragenlijst is door negentien bedrijven ingevuld: elf bedrijven hebben de uitgebreide Self Assessment Tool ingevuld, acht bedrijven de MKB Quickscan. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van het eerste jaar.
De vragenlijst is voor 50 van de 61 KNSV-leden van toepassing. Dit betreft specerijenproducenten, -verwerkers en -handelaren. Voor dienstverleners als testlaboratoria en makelaars is de tool minder relevant. Veertien bedrijven vulden de tool voor het eerst in; vijf bedrijven deden dat voor de tweede keer. Vijf bedrijven die de tool in het eerste jaar wel invulden, deden dat het tweede jaar om onduidelijke redenen niet weer.
Uitkomsten monitoring
De verschillen tussen bedrijven die de vragenlijst hebben ingevuld, zijn groot. De werkelijk behaalde score ten opzichte van de maximum te behalen score (op alle deelonderwerpen) varieerde in 2020 van 9,7% tot 84,9%. De gemiddelde score van alle bedrijven bedroeg 42,9%. Negen bedrijven behaalden meer dan 50% van het totale aantal te behalen punten.
Tabel 1 geeft een overzicht van de behaalde scores in de eerste twee convenantsjaren in de verschillende categorieën.
Tabel 1: Overzicht behaalde scores jaar 1 en jaar 2
Drie bedrijven die de SAT in 2020 voor het eerst invulden, namen ook de vragen voor het eerste convenantjaar mee. Dit betekent dat acht bedrijven zowel de vragenlijst voor het eerste als het tweede jaar hebben ingevuld. Bij de helft van de bedrijven was de verbetering substantieel, bij de andere helft was de situatie in de twee jaren vergelijkbaar.
Een derde van alle respondenten is naar eigen zeggen al ver gevorderd met de invoering van due diligence, andere bedrijven bevinden zich in een beginstadium. Dit is terug te zien in de cijfers (tabel 2): sommige percentages zijn teruggelopen, maar omvatten wel een grotere groep respondenten. Het aantal respondenten steeg van 10 naar 23. Een duidelijke stijging is te zien bij het onderdeel ‘Inzicht en Actie’. Een helder signaal dat de KNSV-leden bezig zijn hun ketens inzichtelijk te maken en de risico’s te identificeren.
Iets meer dan de helft van de bedrijven (51,6%) heeft IMVO-beleid ontwikkeld en dat deels ook geïntegreerd in zijn managementsystemen. De uitvoering van IMVO-risicoanalyses en de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van IMVO-verbeterplannen zijn minder ver ontwikkeld (44,6%). Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van een klachtenmechanisme voor IMVO-issues (33,1%).
Aanbevelingen
De bereidheid binnen de specerijensector om met IMVO aan de slag te gaan is groot. Toch worstelen vooral kleinere bedrijven met de vraag of en hoe zij daadwerkelijk verbeteringen voor mens en milieu kunnen realiseren.
De KNSV ziet tal van mogelijkheden om, samen met de convenantpartners, bedrijven te stimuleren om met IMVO en due diligence aan de slag te gaan. Zij doet daarvoor een reeks aanbevelingen in haar rapportage. Zo kunnen een strategisch werkprogramma, gemeenschappelijke verbeterprojecten, praktische handvatten, best practices voor verbetertrajecten en gemeenschappelijke initiatieven MKB-bedrijven helpen om vervolgstappen te zetten op het gebied van due diligence. Mogelijk kunnen bedrijven die het assessment hebben ingevuld individueel feedback en ondersteuning krijgen van de partijen in het convenant. Dat motiveert hen niet alleen om de tool jaarlijks opnieuw in te vullen, maar helpt ook om daadwerkelijk stappen te zetten.
Ook doet de KNSV de aanbeveling om een gemeenschappelijk klachtenmechanisme op te zetten, mogelijk in samenwerking/ partnerschap met andere initiatieven in de specerijensector. Dit sluit aan bij wat de maatschappelijke organisaties en vakbonden willen. Zij vinden nader onderzoek naar de vorm en ontwikkeling van een klachtenmechanisme zeer gewenst, omdat er bij veel bedrijven onduidelijkheid is over wat een extern klachtenmechanisme precies inhoudt.
Rico Vogel, eigenaar Pacific SpiZes:
‘De boer staat bij ons op nummer 1’
Pacific SpiZes handelt in specerijen en oliën, met name afkomstig van de Molukken. Eigenaar Rico Vogel, zelf half Moluks, werkt nauw samen met een lokale coöperatie die de belangen van 4000 nootmuskaatboeren behartigt.
“Een paar jaar geleden kwam ik in contact met TitanE, een vrijwilligersorganisatie die zich inzet voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding op de Molukken. TitanE was op zoek naar een Europese handelspartner voor een Molukse coöperatie van 4000 nootmuskaatboeren. Dat leek mij wel wat. Ik heb een baan als financieel manager, maar ben dit werk er met een vriend als hobby bij gaan doen. Inmiddels begint onze hobby serieus werk te worden.
De wereld van specerijen, zeker nootmuskaat, is fascinerend. De Molukse Banda-eilanden zijn het gebied waar de nootmuskaat oorspronkelijk vandaan komt. Samen met TitanE willen wij de productie van nootmuskaat naar een hoger niveau brengen, zodat boeren een beter inkomen verdienen. Want de boer staat bij ons op nummer 1.
Wij hebben bijvoorbeeld een droogmachine ontwikkeld om de nootmuskaat bij de juiste temperatuur geleidelijk te drogen. Dit voorkomt schimmelvorming, levert een betere kwaliteit op en daardoor ook een betere prijs. Naast een vaste droogmachine in een warehouse op Ambon, hebben we 32 mobiele droogmachines. Twintig ervan staan op de Banda-eilanden, de andere brengen we naar andere eilanden.
Wij ondersteunen de coöperatie ook bij het certificeringstraject van de Rainforest Alliance (RFA) voor biologische en duurzame teelt. Eind 2020 hopen de eerste 300 nootmuskaatboeren de certificering te behalen. De RFA-principes sluiten heel goed aan bij de traditionele Molukse manier van telen en verbouwen. Nootmuskaat mag bijvoorbeeld pas worden geoogst als die rijp is.
Als lid van het IMVO-convenant voedingsmiddelen doen wij mee met het eerste KNSV-project bestrijding kinderarbeid. Ik kom vaak op de Molukken, maar ben er nog nooit kinderarbeid tegengekomen. Toch zegt dat niet alles, want het is bekend dat kinderarbeid een groot probleem is in de voedingsmiddelensector. Met dit project proberen we de diepere oorzaken voor kinderarbeid aan te pakken. Als arbeiders een leefbaar loon verdienen, kunnen kinderen naar school. Daarom werken wij dus mee aan de RFA-certificering en betalen wij een goede prijs per kilo nootmuskaat. Ook maken we een vast percentage als gift over naar de plaatselijke kerk of moskee, voor projecten op het gebied van ontwikkeling en armoedebestrijding.
Eerst richtten we ons alleen op bedrijven, maar het is belangrijk dat mensen zich ervan bewust zijn waar producten vandaan komen en wie deze hebben geteeld en geoogst. Daarmee krijgen specerijen zoals nootmuskaat voor consumenten meer waarde.”
Jennifer Muller, manager duurzaamheid bij CBL:
‘Om verder te komen, moeten we de diepte in’
IMVO leeft binnen de supermarktbranche. Volgens Jennifer Muller, manager duurzaamheid bij branchevereniging CBL, zijn supermarkten steeds meer bezig om hun IMVO-beleid in praktijk te brengen. De samenwerking met andere convenantpartijen is daarbij van groot belang.
“IMVO begint steeds meer te leven. Binnen en buiten het convenant zijn allerlei projecten gaande of in ontwikkeling. Een voorbeeld is het bananenproject waarmee we in 2019 van start zijn gegaan. Ook lopen er projecten rond thee, koffie en cacao. Als we erin slagen om de risico’s in deze ketens aan te pakken en de situatie voor de lokale producenten, arbeiders, natuur en milieu te verbeteren, dan kunnen we dat daarna ook voor andere producten in andere landen gaan doen.
De meerwaarde van het convenant is dat het de mogelijkheid biedt om samen te werken. Niet alleen binnen de branche, maar ook met andere branches in de voedselketen, de ngo’s, vakbonden en de overheid. Elke partij brengt eigen kennis en expertise mee. Daarnaast geeft de jaarlijkse monitor inzicht in de voortgang die de sector maakt en in de uitdagingen die er nog liggen op het gebied van IMVO. Deze monitor is door diverse CBL-leden ingevuld, met een gezamenlijk marktaandeel van rond de 97 procent.
Uit onze jaarrapportage blijkt dat dat IMVO-risicomanagement steeds beter geïntegreerd raakt in de bedrijfsvoering van supermarkten. De monitor laat zien dat de supermarkten hun IMVO-beleid op orde hebben. Ook hebben ze stappen gezet in het definiëren en prioriteren van risico’s, het stellen van doelen en het evalueren van het beleid.
De komende jaren gaan supermarkten de implementatie van IMVO-risicomanagement doorzetten. Dit vraagt dat ze per risico de diepte in gaan. Daar hebben ze de kennis en expertise van andere branches, ngo’s, vakbonden, IDH en de overheid bij nodig. Neem het bananenproject: kennis van de lokale situatie is noodzakelijk om het gat tussen het leefbare en het huidige loon te kunnen dichten. De contacten die FNV en CNV hebben met vakbonden in Latijns-Amerika zijn dan ook van grote waarde. Vakbonden en ngo’s kunnen er met hun lokale expertise en contacten voor zorgen dat er meer dialoog ontstaat. En als het bijvoorbeeld over vakbondsvrijheid of gezondheid en veiligheid gaat, kan de Nederlandse overheid ondersteuning bieden door bijvoorbeeld via het postennetwerk en economische diplomatie het convenant te ondersteunen, het convenant proactief uit te dragen op internationaal niveau en/of door EU-/OESO-lidstaten op te roepen conform de internationale richtlijnen te werken.
Als branche zetten wij ons ervoor in om binnen het convenant meer concrete projecten op te zetten, zodat steeds meer grote, maar ook kleine bedrijven de kans krijgen om met elkaar en met ngo’s en vakbonden samen te werken. We hebben immers allemaal hetzelfde doel: de voedingsmiddelensector verduurzamen.”
Murk Boerstra, directeur a.i. FNLI:
‘IMVO-beleid vraagt Europese aanpak’
FNLI heeft voor vier grondstoffen in beeld gebracht hoe het staat met de verduurzaming. Het gaat om cacao, palmolie, soja en koffie. Volgens FNLI-directeur (a.i.) Murk Boerstra is deze eerste sectorrapportage het begin.
“Onze intentie is om de komende jaren verder te gaan met de sectoranalyses en hier nieuwe sectoren aan toe te voegen. We willen de voortgang van de sectorale samenwerking met de convenantpartners bespreken en samen vaststellen hoe we tot verdere verbeteringen kunnen komen.
Uit deze eerste sectorrapportages voor cacao, palmolie, soja en koffie blijkt dat Nederland op een aantal gebieden koploper is in duurzaamheidsinitiatieven. Dit geldt voor individuele bedrijven, maar ook voor gezamenlijke initiatieven als Dutch Initiative for Sustainable Cocoa (DISCO), Dutch Soy Platform (DSP) en Dutch Alliance for Sustainable Palmoil (DASPO). Veel van deze initiatieven hebben inmiddels een Europese dimensie, om daarmee meer impact te kunnen maken.
De sectorrapportages laten goed zien hoe divers de verschillende grondstoffenketens zijn. Cacao komt grotendeels uit een selecte groep landen, voor koffie is dat heel anders. Sommige grondstoffen worden op grote plantages geproduceerd, andere grondstoffen komen van heel veel kleine boeren. Dit vraagt per sector een andere aanpak. Het is duidelijk dat er niet één oplossing bestaat om te verduurzamen; er is altijd maatwerk nodig.
Wat de vier onderzochte sectoren betreft: het volume duurzame grondstoffen op de Nederlandse markt kan nog verder omhoog. De deelnemende bedrijven pleiten ervoor om op Europees niveau tot een gezamenlijke aanpak te komen. Daarom verwelkomen wij het pleidooi van de SER voor een Europese aanpak van het toekomstig IMVO-beleid en van de implementatie van due diligence in de landen waar de grondstoffenproductie plaatsvindt.
Nederland is één van de spelers in het grotere geheel. Door binnen sectoren internationale samenwerkingsverbanden aan te gaan, kan het bedrijfsleven bijdragen aan een positieve impact op de sociale omstandigheden en het milieu in de gebieden waar de grondstoffen vandaan komen.”
Marianne van Keep, bestuurslid KNSV, directeur duurzaamheid Verstegen:
‘Er is een aanzet tot verandering gegeven’
Steeds meer grote én kleine specerijenbedrijven zetten zich in voor IMVO. Volgens Marianne van Keep, bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Specerijenvereniging (KNSV), hebben bedrijven praktische instrumenten nodig om aan de slag te kunnen.
“Het is een spannende tijd. Door corona zijn in onze sector harde klappen gevallen. Een land als India werd compleet platgelegd. Dat heeft enorme gevolgen voor mensen, maar ook voor de productie en leverantie. Veel KNSV-leden hebben daarmee te maken. Nu blijkt hoe belangrijk het is om goede relaties te hebben en te onderhouden.
Het aantal KNSV-leden dat de IMVO-vragenlijst heeft ingevuld, is in het tweede convenantjaar flink gestegen. Het is een goede zet geweest om de lange vragenlijst aan te passen en toe te spitsen op het MKB. We zien dat het bewustzijn op het gebied van IMVO en due diligence is toegenomen. Dat wil niet zeggen dat alles meteen verandert, want voedingsmiddelenketens zijn heel complex, maar er is wel een aanzet tot verandering gegeven.
In de eerste twee convenantjaren hebben we bereikt dat veel bedrijven zijn gaan nadenken over hun internationale verantwoordelijkheid. Ze zijn bezig om de risico’s in hun keten te onderzoeken en stellen hun leveranciers vragen over zaken als arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, vakbondsvrijheid en leefbaar loon. De volgende stap is dat ze de risico’s ook daadwerkelijk aanpakken. Allemaal tegelijk gaat niet lukken, maar wel stap voor stap.
De KNSV organiseert workshops om bedrijven daarbij te ondersteunen. We leggen uit wat internationaal opererende bedrijven volgens de OESO-richtlijnen verplicht zijn te doen op het gebied van IMVO. Voor veel kleine ondernemers is dat nieuwe informatie. We merken dat er bij onze leden veel behoefte is aan kennis en aan praktische middelen om met IMVO aan de slag te gaan.
Wij stimuleren onze leden ook om vanuit het convenant mee te doen met collectieve acties tegen kinderarbeid, ondersteund door het Fonds Bestrijding Kinderarbeid. In het eerste jaar hebben er drie bedrijven aan meegedaan, in het tweede jaar weer drie. Hopelijk volgen er het derde convenantjaar nog een paar. In die collectieve projecten werken bedrijven, ngo’s, vakbonden en de overheid samen om kinderarbeid tegen te gaan. De focus ligt op enkele vooraf geselecteerde landen en producten. In zo’n project leren partijen elkaar kennen en vertrouwen en gaan ze elkaars kennis en ervaring benutten. Samen bereiken ze meer dan ieder apart.
Het streven is dat álle KNSV-leden in het derde convenantjaar de IMVO-vragenlijst invullen en aan de slag gaan met de tools die speciaal voor het MKB zijn ontwikkeld. Bedrijven hoeven niet zelf het wiel uit te vinden, er zijn al formats, voorbeelden en modellen aanwezig, ook vanuit andere convenanten. Daarmee kunnen we IMVO makkelijker maken.”