Jaarrapportage 2019
Februari 2020
Cases (diepe spoor)
In het convenant is de afspraak gemaakt om tijdens de convenantsperiode circa zes cases te onderzoeken met als doel om de sociale negatieve impact van beleggingen aan te pakken en te voorkomen. Het gaat om cases waarbij de overige geledingen de pensioenfondsen mogelijk kunnen helpen om negatieve impacts in de beleggingsketen te adresseren en te verminderen.
De werkgroep cases bestaat uit vertegenwoordigers van alle geledingen: pensioenfondsen en de Pensioenfederatie, ngo’s, vakbonden en overheid. Zij kunnen allemaal een casus inbrengen. Dit kan een beursgenoteerd bedrijf, een sector of issue zijn.
In het eerste jaar heeft de werkgroep twee cases geselecteerd op basis van de selectiecriteria die vooraf in het convenant zijn afgesproken:
- De negatieve impact van de case moet ernstig zijn.
- Het gezamenlijke onderzoek moet meerwaarde bieden voor de case en verschillende partijen de mogelijkheid geven om hun specifieke expertise in te brengen.
- De case betreft (mogelijke) negatieve impact op arbeidsrechten en mensenrechten, zoals vrijheid van vereniging, gedwongen arbeid en kinderrechten.
- De cases moet een voorbeeld- en leerfunctie hebben, zodat het onderzoek een bredere relevantie heeft voor de hele pensioensector en andere geledingen.
Casus 1 Mijnbouw
Medio 2019 is de eerste casus bekend gemaakt: het gaat om een multinationale, beursgenoteerde mijnbouwonderneming. Mijnbouw kent in de praktijk risicovolle en onzekere arbeidsomstandigheden en -conflicten, vaak gerelateerd aan outsourcing en sub-contracting. Veel voorkomende schendingen van mensenrechten zijn vervuiling van leefomgeving, gedwongen verhuizingen, vervuiling van waterbronnen, geweld door beveiligers en tekortschietende consultatie van betrokkenen.
De casus richt zich op verschillende activiteiten van het bedrijf in één en op termijn mogelijk in meerdere landen. De partijen bundelen in deze casus hun kennis en netwerk om het engagement van pensioenfondsen te versterken, zodat het betreffende bedrijf tot verbetering van zijn beleid en praktijk komt.
Wat er speelt
Een van de aanleidingen om deze casus te onderzoeken, is de uitbreiding van een lokale mijn op een nieuwe locatie, waardoor tientallen families in het gebied worden gedwongen te verhuizen. De pensioenfondsen krijgen van hun dataleveranciers en het betreffende bedrijf zelf informatie over de plannen, de situatie en de getroffen maatregelen. De vakbonden en ngo’s krijgen informatie van hun lokale counterparts. Het ministerie van Buitenlandse Zaken informeert bij de lokale ambassade of deze informatie aangevuld kan worden, bijvoorbeeld met de laatste ontwikkelingen op politiek en maatschappelijk vlak. Die informatie is bij elkaar gebracht en blijkt op sommige punten tegenstrijdig. De uitdaging is om de informatie te valideren en om in overleg met de lokale partners en het bedrijf zelf te bekijken waar mogelijkheden voor verbeteringen liggen.
Start engagement
Het engagement met de betrokken onderneming is inmiddels gestart. De partijen hebben hun kennis over het bedrijf met elkaar gedeeld. Ook hebben ze gezamenlijk het eerste gesprek voorbereid dat het pensioenfonds eind 2019 met het bedrijf heeft gevoerd. De focus ligt op twee onderwerpen: landrechten en arbeidsomstandigheden. Het overleg gaat vooral schriftelijk en telefonisch. In 2020 volgt ook een veldbezoek om ter plaatse met betrokkenen te spreken en de feitelijke situatie te bezien. Door de informatie uit meerdere bronnen te verzamelen en de kennis en krachten binnen het convenant te bundelen, staan pensioenfondsen sterker in de gesprekken met het bedrijf. Het doel is om door middel van de samenwerking verbeteringen bij het bedrijf en in de keten van het bedrijf te bewerkstelligen.
De casus loopt de komende twee jaar door. Na het veldbezoek volgen voortgangsbewaking ter plaatse en een gezamenlijke beoordeling van het onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten zetten de pensioenfonden het engagement voort. De lokale partners blijven (lokale) informatie verstrekken ter ondersteuning van het engagement.
Casus 2 Palmolie
In de tweede casus richten partijen zich op de waardeketen van palmolie. De casus betreft een multinationaal, beursgenoteerd bedrijf dat een grote afnemer is van palmolie en een producent hiervan. Issues in deze sector zijn mensenrechten en arbeidsrechten, zoals landrechten, vrijheid van vereniging, lage lonen, gezondheid en veiligheid, dwangarbeid, genderdiscriminatie en kinderarbeid. Partijen werken op dit moment aan een plan om hun gezamenlijke kennis te bundelen en in te zetten gedurende het engagement. De behandeling van deze casus is dus nog in een beginstadium.
Jeroen Verburg, lid stuurgroep
Jeroen Verburg
Lucian Peppelenbos
Imke Greven
Maurice van Beers
Popuptrigger 2
Popuptrigger 3
Popuptrigger 4
Lucian Peppelenbos, APG (namens ABP, BPf Bouw en SPW). Senior responsible investment & governance specialist
Wij worden als responsible investors gezien
‘Als aandeelhouder spreken wij bedrijven aan op hun beleid. Dankzij de samenwerking met ngo’s, vakbonden en overheid kunnen wij ons engagement aanscherpen. Ngo’s en vakbonden hebben toegang tot lokale informatiebronnen die wij niet hebben. Met die informatie kunnen wij bedrijven scherper bevragen. Dat is de meerwaarde van de casusbesprekingen binnen het convenant.
Wij vragen een bedrijf om maatregelen te nemen om de negatieve effecten van de bedrijfsvoering te voorkomen of te herstellen. In de mijnbouw wordt bijvoorbeeld veel gewerkt met subccontractors. Zij hebben medewerkers in dienst die onder slechtere omstandigheden werken dan medewerkers die bij het mijnbouwbedrijf zelf in dienst zijn. Wij dringen erop aan om dat verschil te verkleinen.
Dankzij het convenant gaan we gezamenlijk met andere fondsen het gesprek met het bedrijf aan. Samen hebben we nog steeds maar een heel klein deel van de aandelen, dus we hebben het bedrijf niet bepaald aan een touwtje. Toch vertegenwoordigen wij wel een bepaald segment van de aandeelhoudersmarkt: de responsible investors. Daarom is het gesprek met ons voor het bedrijf toch van belang. Wij worden als opiniemakers gezien. Wij helpen het bedrijf om zich te voor te bereiden op een toekomst waarin de vragen die wij stellen de standaard zijn.
Engagement is een vorm van diplomatie. Diplomatie vergt geduld en voorzichtigheid. Wij spreken met de mensen van het hoofdkantoor en op bestuursniveau. Maar zelfs als dat bestuur het roerend met ons eens is, wil dat nog niet zeggen dat er in alle landen en vestigingen waar het bedrijf actief is, direct veranderingen worden doorgevoerd. Veranderingen gaan vaak langzaam. Het helpt wel dat we op lokaal niveau bij een vestiging gaan kijken en met lokale partners gaan praten over de problemen die zij ondervinden. Daardoor worden de vragen die wij het bedrijf stellen en de voorbeelden die we noemen heel concreet.”
Jeroen Verburg,
ministerie van Buitenlandse Zaken, lid stuurgroep
“De werkgroep cases biedt een unieke omgeving om nieuwe manieren van samenwerking te testen waarmee de verschillende geledingen het engagement van pensioenfondsen kunnen verrijken. Met de informatie van de lokale partners van vakbonden en ngo’s en het postennetwerk van de overheid verwachten de pensioenfondsen in de dialoog met bedrijven voortgang te kunnen boeken, die ze minder snel kunnen realiseren wanneer ze dat zelfstandig zouden doen.”
Lucian Peppelenbos, senior responsible investment & governance specialist
‘Wij worden als responsible investors gezien’
“Als aandeelhouder spreken wij bedrijven aan op hun beleid. Dankzij de samenwerking met ngo’s, vakbonden en overheid kunnen wij ons engagement aanscherpen. Ngo’s en vakbonden hebben toegang tot lokale informatiebronnen die wij niet hebben. Met die informatie kunnen wij bedrijven scherper bevragen. Dat is de meerwaarde van de casusbesprekingen binnen het convenant.
Wij vragen een bedrijf om maatregelen te nemen om de negatieve effecten van de bedrijfsvoering te voorkomen of te herstellen. In de mijnbouw wordt bijvoorbeeld veel gewerkt met subccontractors. Zij hebben medewerkers in dienst die onder slechtere omstandigheden werken dan medewerkers die bij het mijnbouwbedrijf zelf in dienst zijn. Wij dringen erop aan om dat verschil te verkleinen.
Dankzij het convenant gaan we gezamenlijk met andere fondsen het gesprek met het bedrijf aan. Samen hebben we nog steeds maar een heel klein deel van de aandelen, dus we hebben het bedrijf niet bepaald aan een touwtje. Toch vertegenwoordigen wij wel een bepaald segment van de aandeelhoudersmarkt: de responsible investors. Daarom is het gesprek met ons voor het bedrijf toch van belang. Wij worden als opiniemakers gezien. Wij helpen het bedrijf om zich te voor te bereiden op een toekomst waarin de vragen die wij stellen de standaard zijn.
Engagement is een vorm van diplomatie. Diplomatie vergt geduld en voorzichtigheid. Wij spreken met de mensen van het hoofdkantoor en op bestuursniveau. Maar zelfs als dat bestuur het roerend met ons eens is, wil dat nog niet zeggen dat er in alle landen en vestigingen waar het bedrijf actief is, direct veranderingen worden doorgevoerd. Veranderingen gaan vaak langzaam. Het helpt wel dat we op lokaal niveau bij een vestiging gaan kijken en met lokale partners gaan praten over de problemen die zij ondervinden. Daardoor worden de vragen die wij het bedrijf stellen en de voorbeelden die we noemen heel concreet.”
Imke Greven, beleidsadviseur landrechten, Oxfam Novib:
‘Het gaat erom dat we ‘impact on the ground’ bereiken’
“Deze casus is geen theoretische exercitie, het gaat over ‘real life’. We zijn op een punt waarop er mogelijk schending van mensenrechten gaat plaatsvinden. En al is onze invloed beperkt, dit is het moment waarop we ons uiterste best kunnen doen om negatieve impacts voor de mensen en omgeving te voorkomen dan wel te mitigeren. Impact ‘on the ground’ is een van de belangrijkste doelen van het convenant, maar ook het moeilijkst te realiseren.
Het feit dat we deze casus samen met pensioenfondsen, overheid, vakbonden en ngo’s bespreken, is voor ons heel belangrijk. Samen kunnen we meer dan alleen. Ngo’s en vakbonden brengen een perspectief en informatie in die de pensioenfondsen op dit moment niet hebben. Wij kunnen hen concrete informatie en vragen meegeven om met het mijnbouwbedrijf te bespreken, waardoor ze sterker staan in hun engagement.
Ons doel is dat de lokale gemeenschap wordt gehoord. De inheemse bevolking heeft het recht om geconsulteerd te worden en haar consent te geven voor projecten op het land waar zij leven. Als zij land willen verkopen, moeten ze daar een eerlijke prijs voor krijgen. Er moeten oplossingen komen voor de problemen die ontstaan door de vervuiling van drinkwater en bodem en voor de economische impact die de bedrijvigheid heeft op hun leven.
De negatieve impacts van de nieuwe mijnbouwlocatie moeten dus goed in kaart worden gebracht en daar moeten de gemeenschappen bij betrokken zijn. Daar ligt een taak voor de lokale overheid, maar als die om welke reden dan ook tekortschiet, heeft het bedrijf nog steeds een eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig te handelen.
Ik hoop dat we met deze casusbespreking iets positiefs voor de omgeving bereiken. En ook dat we uit deze casusbespreking lessen trekken die breder kunnen worden toegepast. Dat we leren hoe we de negatieve impacts van bedrijven voor de omgeving kunnen verkleinen en dat pensioenfondsen alleen nog investeren in bedrijven die de mensenrechten daadwerkelijk respecteren.”
Maurice van Beers, regionaal coördinator Latijns Amerika, CNV
‘Ons doel is dat bedrijf en vakbond elkaar als partners gaan zien’
“Deze mijnbouwcasus gaat niet over abstracte zaken, maar over een concreet bedrijf in een concreet land en over concrete mensen. We weten precies wat de problemen zijn, onder meer op het gebied van arbeidsrechten en landrechten. Dat is het bijzondere van deze casusbehandeling. En ook dat we met alle betrokkenen aan tafel zitten om in die concrete situatie verbeteringen te bereiken: de beleggers/ pensioenfondsen, de overheid, de vakbonden en de ngo’s.
Door onze contacten met lokale partners kunnen wij de pensioenfondsen van informatie voorzien die zij van het mijnbouwbedrijf zelf vaak niet krijgen. Bijvoorbeeld over de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder medewerkers van onderaannemers hun werk doen. Te lage lonen, onveilige omstandigheden en lange werkdagen.
Een van de verbeteringen die wij willen bereiken, is dat er een telefonisch monitoringsysteem komt. Medewerkers van het mijnbouwbedrijf kunnen dan via een mobiel klachten en meldingen doorgeven, die op de afgesproken manier worden behandeld. Daarmee bereiken we dat werknemers worden gehoord, zowel de vaste als de flexibele werknemers. We krijgen een goed beeld van misstanden én kunnen zien of afspraken daadwerkelijk gehandhaafd worden. Voor het bedrijf zelf is dat ook van belang, omdat het aan investeerders kan melden dat zijn werknemers een stem hebben.
In veel landen worden vakbonden als een bedreiging gezien. Medewerkers die lid zijn van een vakbond worden vaak bedreigd en dwarsgezeten. Wij proberen te bereiken dat bedrijf en vakbond elkaar als partners zien. Een goede sociale dialoog levert arbeidsrust op en voorkomt dat er grote sociale conflicten ontstaan. Daar willen wij in deze case verder mee komen.”