Jaarrapportage 2022-2023 | Juli 2023
Jaarrapportage 2022-2023 | Juli 2023
Reflectie en vooruitblik
Het IMVO-convenant Voedingsmiddelen komt in september 2023 met een eindevaluatie waarin de geleerde lessen en bereikte resultaten op een rij worden gezet. Intussen werkt een commissie aan afspraken over de voortzetting van de samenwerking na het convenant.
Op 25 mei 2023 heeft de FNV kenbaar gemaakt per direct uit het IMVO Convenant Voedingsmiddelen te stappen vanwege “het gebrek aan beweging van de brancheorganisaties FNLI en CBL en het niet nemen van hun verantwoordelijkheid als ondertekenaars”. De overige partijen hebben van dit besluit kennisgenomen. CBL liet weten dat het project dat met FNV is opgezet om de omstandigheden van de Italiaanse tomatenketen te verbeteren een belangrijk initiatief is geweest en dat CBL prettig met FNV heeft samengewerkt. FNLI zei verrast te zijn door het besluit van FNV, ook omdat het convenant met de eindevaluatie bezig is en eind juni afloopt. De convenantspartijen vinden het teleurstellend dat de FNV door haar vertrek geen bijdrage levert aan die eindevaluatie.
De convenantspartijen blijven samenwerking als relevant zien om stappen te zetten op het gebied van due diligence. De verkenning naar de vorm en samenstelling van toekomstige samenwerking wordt na afloop van het convenant voortgezet. De voortzetting hangt mede af van de behoefte aan samenwerking, de onderlinge relaties, de aankomende Europese en Nederlandse wetgeving en de beschikbare subsidieinstrumenten.
De partijen vinden het van belang dat de instrumenten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, toegankelijk blijven. Deze instrumenten bieden bedrijven ook na de convenantsperiode handvatten voor hun due diligence. Over de manier waarop deze instrumenten toegankelijk blijven, zijn de betrokken partijen in overleg.
De partijen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het Local Expert Network zijn voornemens dit netwerk verder te professionaliseren. Hiervoor loopt momenteel een verkenning, die wordt gecoördineerd door de SER. Het netwerk kan een cruciale rol vervullen als bedrijven door Europese en Nederlandse wetgeving verplicht worden om IMVO-beleid uit te voeren. Het idee is om een digitaal platform te ontwikkelen waar bedrijven en lokale experts elkaar kunnen vinden. Dit platform voorziet ook in een databank van risicoassessments, om uitwisseling en verdieping van kennis mogelijk te maken. Op die manier wordt gewerkt aan professionalisering van het netwerk en aan verdieping van de kennis van lokale experts. Mogelijk kunnen naast de voedingsmiddelensector ook andere sectoren bij het netwerk aanhaken.
Op dit moment wordt er gewerkt aan nationale en Europese IMVO-wetgeving. De definitieve inhoud staat nog niet vast. Het kabinet zet zich in voor wetgeving die in lijn is met de OESO-richtlijnen en de leidende VN-principes (UNGP’s). De IMVO-convenanten hebben de afgelopen jaren laten zien dat voor bedrijven (zeker mkb-bedrijven) kennis en ondersteuning om due diligence-beleid te ontwikkelen en te implementeren van nut is en dat zij stap voor stap vorm geven aan hun due diligence beleid. Ook is duidelijk geworden dat bedrijven door samen te werken hun impact in de keten kunnen vergroten. Samenwerking met andere bedrijven, vakbonden, maatschappelijke partijen en de overheid draagt bij aan het op gang brengen van beweging waardoor negatieve impacts worden aangepakt en slachtoffers genoegdoening kunnen krijgen. Bedrijven leren van elkaar en zien wat ketenverduurzaming teweeg kan brengen.
Anneloes Hodes
beleidsadviseur duurzaamheid FNLI
“De aandacht voor IMVO is het afgelopen jaar absoluut toegenomen. Dat heeft te maken met verwachte IMVO-wetgeving, maar ook met hoe de wereld erbij staat. De klimaatverandering, de oorlog in Oekraïne en het coronavirus hebben alle kwetsbaarheden en afhankelijkheden blootgelegd. Internationale waardenketens blijken heel gevoelig te zijn.”
LEES VERDER
IMVO-wetgeving blijft samengaan met sectorale samenwerking
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn partij bij het convenant en bewaken samen met de andere partijen de doelstellingen. In 2019 zijn het IMVO-beleid en de IMVO-convenanten geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe IMVO-beleidsnota ‘Van voorlichten tot verplichten' (oktober 2020). Daarin staat dat de overheid inzet op een doordachte mix aan IMVO-maatregelen, met als kernelement wetgeving. Op Nederlands en Europees niveau wordt inmiddels hard gewerkt aan IMVO-wetgeving voor bedrijven die internationaal zakendoen. Hieronder een overzicht van wetten en richtlijnen die in aantocht zijn. Daarnaast blijft de overheid inzetten op het stimuleren van sectorale samenwerking.
LEES VERDER
Eva Smulders
IMVO Coördinator CNV Internationaal
“Wij hebben als CNV de taak op ons genomen om te onderzoeken hoe we het Local Expert Network voor de toekomst kunnen verankeren. Maar het gaat pas echt werken als bedrijven er de waarde van inzien en de inzet van het Local Expert Network daadwerkelijk benutten.”
LEES VERDER
Dieneke de Groot
coördinator Cordaid
“Het wordt spannend of het netwerk in 2023 al sterk genoeg is om zonder het convenant door te blijven gaan. Toch ben ik ervan overtuigd dat de kennis over due diligence die we hebben overgedragen aan lokale experts in Afrika, Latijns-Amerika en Azië iets goeds oplevert.”
LEES VERDER
Dieneke de Groot, coördinator Cordaid:
‘Kennisoverdracht levert altijd iets op’
Local Expert Network
“De start van het Local Expert Network heeft door corona wat vertraging opgelopen. In 2021 zijn we met webinars begonnen, de fysieke bijeenkomsten konden we pas in 2022 organiseren. De training in Uganda werd door trainers van Cordaid gegeven. Het wordt spannend of het netwerk in 2023 al sterk genoeg is om zonder het convenant door te blijven gaan. Toch ben ik ervan overtuigd dat de kennis over due diligence die we hebben overgedragen aan lokale experts in Afrika, Latijns-Amerika en Azië iets goeds oplevert. Kennis die je overdraagt komt op de een of andere manier altijd terug. We zien doorgaans niet wat projecten op de langere termijn opleveren, omdat we niet gewend zijn om projecten na tien jaar nog eens te evalueren. Maar het effect zou wel eens groter kunnen zijn dan we verwachten.”
Eva Smulders, CNV Internationaal, IMVO Coördinator:
‘De bal ligt bij de bedrijven’
Het Local Expert Network kan veel voor bedrijven gaan betekenen, zegt Eva Smulders, IMVO-coördinator van CNV Internationaal. Lokale experts kunnen op en rond productielocaties onderzoek doen naar risico’s. Maar de bal ligt bij bedrijven.
Local Expert Network
“Het Local Expert Network biedt bedrijven de mogelijkheid om op locatie onderzoek te doen naar de mogelijke risico’s in en rond de productielocaties. Bedrijven vertrouwen vaak op de uitkomsten van audits in de fabrieken waar hun producten vandaan komen. Als de vinkjes zijn gezet, is het oké. Maar due diligence op mensenrechten gaat verder dan audits. Als je wilt weten hoe het echt zit, moet je dieper onderzoek doen en alle betrokkenen spreken.
Mensen uit het Local Expert Network kunnen dat onderzoek doen. Zij vormen een uitstekende aanvulling op Nederlandse consultants omdat ze de lokale realiteit goed kennen. Het zijn mensen met kennis van zaken, juristen, vakbondsleiders en consultants. Ze hebben in de trainingen geleerd hoe ze een risico-onderzoek moeten doen en een rapport moeten schrijven. Ze hebben eerst vijf webinars gevolgd over de verschillende Human Rights-risico’s en hebben vervolgens tijdens de fysieke training in 2022 ervaringen en geleerde lessen gedeeld en geoefend met rollenspellen. Dat was enorm waardevol.
De uitdaging is om het netwerk in een stevige vorm te gieten, zodat het verder gaat, ook als het convenant straks ophoudt. Denk aan een online platform en kennisbank. Wij hebben als CNV de taak op ons genomen om te onderzoeken hoe we het Local Expert Network voor de toekomst kunnen verankeren. Maar het gaat pas echt werken als bedrijven er de waarde van inzien en de inzet van het Local Expert Network daadwerkelijk benutten.”
Samenwerking
“Het laatste convenantsjaar valt er nog veel te doen. Wij zijn samen met Global March bezig om een risicoanalyse te maken van de rijstketen in Cambodja. Rijst staat in de top-10 van meest ingekochte producten van FNLI-leden. De ketenanalyse biedt bedrijven inzicht in de risico’s die er in de rijstketen spelen en wat zij kunnen doen om die risico’s aan te pakken. Wij leveren onze bijdrage door bedrijven met kennis te voeden, we hopen dat bedrijven daarmee aan de slag gaan.
De nieuwe subsidieregeling Sectorale Samenwerking biedt nog steeds mogelijkheden om risico’s gezamenlijk aan te pakken en daarbij ook maatschappelijke organisaties te betrekken. Maar de bal ligt helemaal bij bedrijven. Zij moeten het initiatief nemen. Hopelijk gaat de Due Diligence Roadshow helpen om contacten te leggen en de mogelijkheden van samenwerking, ook met het Local Expert Network, bij individuele bedrijven op het netvlies te krijgen.”
Click to edit...
IMVO-wetgeving blijft samengaan met sectorale samenwerking
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn partij bij het convenant en bewaken samen met de andere partijen de doelstellingen. In 2019 zijn het IMVO-beleid en de IMVO-convenanten geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe IMVO-beleidsnota ‘Van voorlichten tot verplichten’ (oktober 2020). Daarin staat dat de overheid inzet op een doordachte mix aan IMVO-maatregelen, met als kernelement wetgeving. Op Nederlands en Europees niveau wordt inmiddels hard gewerkt aan IMVO-wetgeving voor bedrijven die internationaal zakendoen. Hieronder een overzicht van wetten en richtlijnen die in aantocht zijn. Daarnaast blijft de overheid inzetten op het stimuleren van sectorale samenwerking.
Subsidieregeling Sectorale samenwerking IMVO. In oktober 2022 is een nieuwe subsidieregeling bij RVO van start gegaan, waar bedrijven in samenwerkingsverband een aanvraag kunnen doen, ook voor samenwerking met maatschappelijke organisaties. De subsidieregeling heeft twee pijlers. Pijler 1 biedt ondersteuning aan bedrijven en maatschappelijke organisaties die in Nederland zijn gevestigd om in een samenwerkingsverband gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen toe te passen. Pijler 2 ondersteunt maatschappelijke organisaties bij hun activiteiten binnen nog lopende IMVO-convenanten. De regeling kent een looptijd van drie jaar, zodat het mogelijk is om het aan te passen zodra wetgeving in werking gaat treden. Daarnaast is een IMVO-steunpunt geopend waar bedrijven terecht kunnen met vragen over het due diligence proces en de zes stappen die moeten worden doorlopen.
Nationale IMVO-wetgeving. Het kabinet zal het concept-IMVO-wetsvoorstel In de eerste helft van 2023 ter advisering voorleggen aan de Raad van State. Na verwerking van dat advies wordt het wetsvoorstel gedeeld met de Tweede Kamer. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord 'Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst', voert Nederland nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en met de implementatie van mogelijke EU-regelgeving.
Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). De Europese Commissie heeft in februari 2022 een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn inzake gepaste zorgvuldigheid. Bedrijven vanaf een bepaalde omvang worden verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en de negatieve gevolgen van ondernemingsactiviteiten op het gebied van mensenrechten, zoals kinderarbeid en uitbuiting, en op het gebied van milieu, zoals vervuiling en biodiversiteitsverlies, in kaart te brengen en te voorkomen, te beëindigen of te beperken. De CSDDD is onderdeel van de Europese 'Green Deal’, die als doel heeft Europa tegen 2050 klimaatneutraal te maken.
Verbod op gedwongen arbeid. De Europese Commissie heeft in september 2022 een voorstel gepubliceerd dat bedrijven verbiedt om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen of te exporteren. Het voorgestelde verbod geldt voor elk stadium van de productie, voor alle producten en voor alle bedrijven en economische sectoren. De Commissie zal richtsnoeren voor bedrijven ontwikkelen voor gepaste zorgvuldigheid op het gebied van dwangarbeid. Volgens het voorstel zullen te benoemen bevoegde autoriteiten in Europese lidstaten op basis van een risico-inventarisatie de waarschijnlijkheid beoordelen dat ondernemingen handelen in strijd met het verbod op dwangarbeid. Het voorstel is nog niet in onderhandeling in de Raad en het Europees Parlement.
Tegengaan van ontbossing en bosdegradatie. De Europese Commissie heeft in november 2021 een voorstel gedaan voor een verordening om ontbossing en bosdegradatie die wordt veroorzaakt door EU-consumptie tegen te gaan. Het stoppen van mondiale ontbossing draagt bij aan het behalen van mondiale klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.
De belangrijkste oorzaak van ontbossing en aantasting van bossen is de uitbreiding van landbouwgrond. Grondstoffen als soja, rundvlees, palmolie, hout, cacao en koffie zijn de voornaamste bijdragers. De Europese consumptie beslaat ongeveer 10 procent van het mondiale aandeel van deze grondstoffen. De EU wil dit aandeel als hefboom gebruiken om mondiaal voor hogere standaarden te zorgen.
De wet houdt in dat een bedrijf dat als eerste een grondstof of product op de Europese markt brengt, met een due-diligence verklaring moet aantonen dat het product of de grondstof niet in Europa of elders tot ontbossing of bosdegradatie heeft geleid. De verklaring moet een verwijzing bevatten naar een geolocatie om de herkomst van de grondstof of het product inzichtelijk te maken. In het geval van overtreding kunnen sancties worden opgelegd. Omdat het met name om bulkproducten gaat, krijgen vooral grote bedrijven met deze verplichting te maken, maar ook kleine importeurs van bijvoorbeeld koffie of cacao moeten aan de verplichting voldoen.
De handhaving van de wet wordt de verantwoordelijkheid van nationale lidstaten. In Nederland zijn de douane en de NVWA verantwoordelijk voor handhaving. Op Europees niveau worden op dit moment afspraken gemaakt over de intensiteit van de controles, gerelateerd aan hoog-, midden- of laag-risicolanden. Het Europees Parlement en de Europese Commissie streven ernaar om hierover nog dit jaar een akkoord te bereiken en dit te presenteren tijdens de biodiversiteitstop (CoP15), in december 2022 in Montreal.
x
IMVO-wetgeving blijft samengaan met sectorale samenwerking
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn partij bij het convenant en bewaken samen met de andere partijen de doelstellingen. In 2019 zijn het IMVO-beleid en de IMVO-convenanten geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe IMVO-beleidsnota ‘Van voorlichten tot verplichten' (oktober 2020). Daarin staat dat de overheid inzet op een doordachte mix aan IMVO-maatregelen, met als kernelement wetgeving. Op Nederlands en Europees niveau wordt inmiddels hard gewerkt aan IMVO-wetgeving voor bedrijven die internationaal zakendoen. Hieronder een overzicht van wetten en richtlijnen die in aantocht zijn. Daarnaast blijft de overheid inzetten op het stimuleren van sectorale samenwerking.
Subsidieregeling Sectorale samenwerking IMVO. In oktober 2022 is een nieuwe subsidieregeling bij RVO van start gegaan, waar bedrijven in samenwerkingsverband een aanvraag kunnen doen, ook voor samenwerking met maatschappelijke organisaties. De subsidieregeling heeft twee pijlers. Pijler 1 biedt ondersteuning aan bedrijven en maatschappelijke organisaties die in Nederland zijn gevestigd om in een samenwerkingsverband gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen toe te passen. Pijler 2 ondersteunt maatschappelijke organisaties bij hun activiteiten binnen nog lopende IMVO-convenanten. De regeling kent een looptijd van drie jaar, zodat het mogelijk is om het aan te passen zodra wetgeving in werking gaat treden. Daarnaast is een IMVO-steunpunt geopend waar bedrijven terecht kunnen met vragen over het due diligence proces en de zes stappen die moeten worden doorlopen.
Nationale IMVO-wetgeving. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord 'Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst', voert Nederland nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en met de implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Het kabinet en de initiatiefnemers van het wetsvoorstel ‘Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen’ zullen in overleg treden om te bezien of zij samen tot een gedragen wetsvoorstel kunnen komen.
Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). De Europese Commissie heeft in februari 2022 een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn inzake gepaste zorgvuldigheid. Bedrijven vanaf een bepaalde omvang worden verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en de negatieve gevolgen van ondernemingsactiviteiten op het gebied van mensenrechten, zoals kinderarbeid en uitbuiting, en op het gebied van milieu, zoals vervuiling en biodiversiteitsverlies, in kaart te brengen en te voorkomen, te beëindigen of te beperken. De CSDDD is onderdeel van de Europese 'Green Deal’, die als doel heeft Europa tegen 2050 klimaatneutraal te maken.
Verbod op gedwongen arbeid. De Europese Commissie heeft in september 2022 een voorstel gepubliceerd dat bedrijven verbiedt om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen of te exporteren. Het voorgestelde verbod geldt voor elk stadium van de productie, voor alle producten en voor alle bedrijven en economische sectoren. De Commissie zal richtsnoeren voor bedrijven ontwikkelen voor gepaste zorgvuldigheid op het gebied van dwangarbeid. Volgens het voorstel zullen te benoemen bevoegde autoriteiten in Europese lidstaten op basis van een risico-inventarisatie de waarschijnlijkheid beoordelen dat ondernemingen handelen in strijd met het verbod op dwangarbeid. Het voorstel is nog niet in onderhandeling in de Raad en het Europees Parlement.
Tegengaan van ontbossing en bosdegradatie. De Europese Commissie heeft in november 2021 een voorstel gedaan voor een verordening om ontbossing en bosdegradatie die wordt veroorzaakt door EU-consumptie tegen te gaan. Het stoppen van mondiale ontbossing draagt bij aan het behalen van mondiale klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.
De belangrijkste oorzaak van ontbossing en aantasting van bossen is de uitbreiding van landbouwgrond. Grondstoffen als soja, rundvlees, palmolie, hout, cacao en koffie zijn de voornaamste bijdragers. De Europese consumptie beslaat ongeveer 10 procent van het mondiale aandeel van deze grondstoffen. De EU wil dit aandeel als hefboom gebruiken om mondiaal voor hogere standaarden te zorgen.
De wet houdt in dat een bedrijf dat als eerste een grondstof of product op de Europese markt brengt, met een due-diligence verklaring moet aantonen dat het product of de grondstof niet in Europa of elders tot ontbossing of bosdegradatie heeft geleid. De verklaring moet een verwijzing bevatten naar een geolocatie om de herkomst van de grondstof of het product inzichtelijk te maken. In het geval van overtreding kunnen sancties worden opgelegd. Omdat het met name om bulkproducten gaat, krijgen vooral grote bedrijven met deze verplichting te maken, maar ook kleine importeurs van bijvoorbeeld koffie of cacao moeten aan de verplichting voldoen.
De handhaving van de wet wordt de verantwoordelijkheid van nationale lidstaten. In Nederland zijn de douane en de NVWA verantwoordelijk voor handhaving. Op Europees niveau worden op dit moment afspraken gemaakt over de intensiteit van de controles, gerelateerd aan hoog-, midden- of laag-risicolanden. Het Europees Parlement en de Europese Commissie streven ernaar om hierover nog dit jaar een akkoord te bereiken en dit te presenteren tijdens de biodiversiteitstop (CoP15), in december 2022 in Montreal.
Rapportage CBL
Marco Dubbelt, programmamanager Global March:
‘Elk bedrijf kan bijdragen aan verandering’
De landbouw is verantwoordelijk voor 70 procent van alle kinderarbeid. Volgens Marco Dubbelt, programmamanager van Global March against Child labour,staat de voedingsmiddelensector voor een grote opgave. Maar bedrijven staan er daarbij niet alleen voor.
“Hoe klein een bedrijf ook is, het heeft altijd zin om iets te doen tegen misstanden, zoals kinderarbeid. Het gaat erom dat iedereen zich ervan bewust wordt dat dingen anders moeten. Daarom is het heel belangrijk dat niet alleen de branches, maar ook individuele bedrijven in actie komen. We zijn nu twee jaar bezig, we moeten ervoor zorgen dat het IMVO-convenant veel meer gaat leven. Dan kan alleen als individuele bedrijven aan de slag gaan om risico’s in hun keten aan te pakken. Bedrijven hoeven dat niet in hun eentje te doen. Het convenant biedt juist de kans om het samen te doen.
Mijn oproep aan bedrijven is: vraag een ngo of vakbond om mee te denken; laat je helpen. Wij hebben in heel veel landen onderzoek gedaan, we hebben contacten met lokale ngo’s en vakbonden. Wij kunnen bedrijven helpen om een plan van aanpak te maken en als het nodig is subsidie te krijgen, bijvoorbeeld vanuit het Fonds Bestrijding Kinderarbeid. Dat gebeurt ook binnen andere convenanten, dus er is al veel ervaring mee.
Onderschat niet wat je als bedrijf kunt bereiken in de keten. Het is niet zo dat alleen grote stappen tellen. Het belangrijkste is dat je als bedrijf daadwerkelijk een stap zet en daarmee doorgaat. Op die manier kunnen we verandering op gang brengen.”
Eric Baute, R&D&Q-manager Iglo Nederland:
‘We zijn ons veel bewuster geworden van de impact van voedselproductie’
Het IMVO self-assessment en de Due Diligence Roadshow leverden Eric Baute, manager Research & Development & Quality van Iglo Nederland, veel op: kennis, nieuwe inzichten en inspiratie.
“Dit jaar hebben wij als lid van FNLI voor de derde keer de IMVO-self assessment ingevuld en meegedaan aan een training in de Due Diligence Roadshow. Het assessment laat zien waar we als bedrijf staan en wat er nog te verbeteren valt. Dat is belangrijk om te weten. Onze deelname aan het convenant is vrijwillig, maar als er straks wetgeving van kracht wordt, dan moeten we laten zien dat we aan de eisen voldoen. En zelfs als we daaraan voldoen, blijft er nog veel te verbeteren in de ketens, daar ben ik van overtuigd.
Iglo was als onderdeel van Unilever al bezig met IMVO-beleid, dat zijn we blijven doen, ook nu we onderdeel zijn van Nomad Foods. Wij worden ons als bedrijf steeds meer bewust van de impact van voedselproductie op mensen, dieren en milieu. Die bewustwording zien we in de hele samenleving. Consumenten zijn de laatste jaren kritischer geworden. Ze willen weten wat wij aan verduurzaming doen. Het IMVO-convenant helpt ons om negatieve impact aan te pakken. De sustainable development goals van de Verenigde Naties helpen ons om positieve impact te maken. De doelen liggen in elkaars verlengde.
Bij Iglo gaat het onder meer over de ketens van vis, kip, palmolie en groenten. Daar hebben we actieprogramma’s voor ingezet. Wij verwerken bijvoorbeeld kippen met het Beter Leven-keurmerk. En als onderdeel van het Farm Sustainability Assessment (FSA) vragen wij van onze groentetelers om 10 meter bloemenmengsel rond een akker in te zaaien, om de biodiversiteit te bevorderen.
De Due Diligence-training in Tilburg heeft mij ook weer nieuwe inzichten opgeleverd. Het is heel inspirerend om samen met andere bedrijven en maatschappelijke organisaties concrete praktijkvoorbeelden te bespreken. Niemand heeft de wijsheid in pacht, hoe groot of klein je als bedrijf ook bent. Het helpt om elkaar vragen te stellen en met elkaar mee te denken. We moeten het hebben van samenwerking.
Deelname aan het convenant en aan dergelijke activiteiten helpt en inspireert mij om het IMVO-beleid van Iglo en onze actieprogramma’s aan te scherpen. Wij moeten ons best doen, als bedrijf en als sector, om de wereld een beetje beter te maken.”
Gerjan Agterhof, politiek adviseur Woord en Daad:
‘Wat merkt de boer in Afrika van het convenant?’
Ontwikkelingsorganisatie Woord en Daad houdt als lid van het convenant de voortgang nauwlettend in de gaten. Politiek adviseur Gerjan Agterhof vindt het na twee jaar tijd voor meer actie. Het convenant moet het verschil gaan maken voor de lokale boer en arbeider.
“Uit de monitoringresultaten blijkt dat steeds meer bedrijven in de voedingsmiddelensector het belang inzien van IMVO en due diligence. En al zegt dit nog weinig over hoe bedrijven daar in de praktijk mee omgaan, we kunnen zien dat de ontwikkeling de goede kant uitgaat. Daar hebben de brancheorganisaties hard aan getrokken. En het helpt natuurlijk ook dat duurzaamheid een belangrijk maatschappelijk thema is geworden.
De eerste twee jaren is er veel gepraat binnen het convenant. Dat was kennelijk nodig om elkaar te leren kennen en de neuzen dezelfde kant uit te krijgen. Het wordt nu tijd om meer concrete projecten op te zetten en risico’s daadwerkelijk aan te pakken.
Wij hopen dat de brancheorganisaties en bedrijven veel gebruik gaan maken van het aanbod van de andere partijen in het convenant om hen te ondersteunen bij het verbeteren van hun due diligence. Wij hebben kennis, expertise en netwerken in huis die toegevoegde waarde kunnen bieden.
Waar mogelijk komen wij ook zelf in actie. Als ngo’s en vakbonden hebben we onlangs een projectaanvraag ingediend bij RVO. Wij willen voor minimaal vier ketens risicoanalyses doen en kennissessies organiseren. Wij gaan met de brancheorganisaties in overleg welke ketens dat het beste kunnen zijn en aan welke informatie er behoefte is. Dan proberen we tot een match te komen met de kennis en netwerken waarover wij als ngo’s en vakbonden beschikken, zodat we bedrijven kunnen ondersteunen in het doen van due diligence.
Het is goed om met elkaar te overleggen, maar waar het voor ons om draait, is de vraag wat de boer in Afrika of de arbeider in Azië uiteindelijk merkt van onze pogingen om de voedingsmiddelensector te verduurzamen. Daar moet de komende jaren de focus op liggen, want daar hangt het succes van het convenant van af.”
Elske Mouw, operationeel directeur Spicemasters:
‘IMVO begint met een kleine stap’
Spicemasters en Mouw Maalderij vormen samen een klein familiebedrijf in Harderwijk, dat duurzaamheid hoog in het vaandel heeft. COO Elske Mouw ziet het convenant als stimulans om te werken aan IMVO-beleid en een voorsprong te behalen.
“Het hoort bij een familiebedrijf om op een duurzame manier bezig te zijn met voedselproductie. Je hebt een verantwoordelijkheid naar de maatschappij. Daarom zet ik mij binnen de Koninklijke Nederlandse Specerijenvereniging (KNSV) persoonlijk in voor het IMVO-convenant en zijn wij als bedrijf betrokken bij het project bestrijding kinderarbeid.
In dat project werken wij samen met de bedrijven Doensfood en Solina, de KNSV en twee ngo’s: ICCO en CCR CRS. Het project draait om twee productmarktcombinaties: zwarte peper in Vietnam en chillies in India. We hebben samen een plan van aanpak geschreven en subsidie gekregen uit het Fonds Bestrijding Kinderarbeid om onderzoek te doen en ons te laten adviseren.
De ngo’s doen het veldonderzoek naar kinderarbeid op onze productielocaties. Onze lokale leveranciers hebben daarmee ingestemd. Ze hebben aangegeven dat hun producten kinderarbeid-vrij zijn, maar in de praktijk zou dat best anders kunnen zijn. Het gaat er niet om dat we leveranciers of boeren aan de schandpaal nagelen als er toch kinderen aan het werk blijken te zijn, maar we willen bespreken wat de dieperliggende oorzaken voor kinderarbeid zijn en wat er nodig is om de lokale situatie te verbeteren. Zo maken we samen een stap vooruit.
Door deel te nemen aan het convenant en het project krijgen wij als bedrijf de kans om onze due diligence op orde te brengen. Voor een jong en klein bedrijf als het onze is dat iets nieuws. Dat geldt ook voor de samenwerking met ngo’s. Ngo’s spreken onderling een taal waarvan wij eerst niets begrepen, maar langzamerhand leren we elkaar kennen.
IMVO lijkt heel ingewikkeld, maar nu weet ik dat je gewoon moet beginnen. Een kleine stap zetten. Dat zeg ik ook op de seminars die de KNSV organiseert om bedrijven te stimuleren om in actie te komen op het gebied van IMVO. Denk niet dat je te klein bent om invloed te hebben, want samen kunnen we wel invloed hebben in de keten.
Deelname aan het convenant schept verplichtingen. Maar ik ben ervan overtuigd dat over een paar jaar van alle bedrijven wordt gevraagd om te laten zien hoe ze misstanden in hun productieketen tegengaan. Als je dan nog moet beginnen met het inventariseren van risico’s en het maken van een plan van aanpak, loop je achter. Wij hebben een voorsprong.”
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel Superunie:
‘Due diligence is stap voor stap verbeteren’
Kun je als inkoopcoöperatie een visie op duurzame handel formuleren die door alle leden wordt gesteund, hoe verschillend die ook zijn? Superunie slaagde erin om haar dertien aangesloten retailorganisaties enthousiast te krijgen om met tien focusproducten aan de slag te gaan.
“De grootste stap die wij het afgelopen jaar hebben gemaakt, is dat we transparanter zijn geworden. We deden al veel aan duurzaamheid, dat hebben we nu zichtbaar gemaakt. Op onze website Duurzame handel vind je onze missie, focusproducten, aanpak en samenwerkingen. Het feit dat we alles hebben uitgeschreven en doorgelicht, heeft erg geholpen om alle leden enthousiast te krijgen, ook al gaat het ene bedrijf sneller en verder dan het andere.
Ons streven is om in 2025 inzicht te hebben in de ketens van de onze belangrijkste producten, de risico’s en de manier waarop we verbeteringen kunnen doorvoeren om mensenrechten en milieu maximaal te beschermen. Dat kunnen we onmogelijk voor alle 6000 eigen merkproducten tegelijk doen. Daarom werken we met het zandlopermodel: we trechteren van breed naar smal en uiteindelijk weer van smal naar breed. Producten met risico’s uit hoge risicolanden hebben prioriteit.
Na een grondig onderzoek, hulp van een extern bureau en veel overleg met stakeholders en ngo’s zijn we uitgekomen op een lijst met tien focusproducten: vis, bananen, tomatenconserven, thee, vruchtensappen en cacao, cashewnoten, rijst, druiven en kruiden.
Het afgelopen jaar hebben wij samen met de andere supermarkten veel tijd besteed aan het leefbaarloon-bananenproject. Het is het eerste project waarin we retailbreed zo intensief samenwerken. We moeten alles nog uitvinden, dat maakt het bijzonder. Het project gaat over bewustwording bij onszelf, onze klanten, leveranciers en de bananenplantagehouders. Iedereen wil weten waarom een groepje Nederlandse supermarkten zich ineens met leefbaar loon gaat bezighouden en wat onze belangen zijn. Het kost tijd om vertrouwen te winnen.
Het bananenproject heeft een voorbeeldfunctie. Als het bij bananen lukt om tot een leefbaar loon voor arbeiders te komen, kunnen we die ervaring ook bij andere producten benutten.
Het is heel belangrijk dat we nauw samenwerken met certificerende organisaties. Alles wat we in pilotprojecten leren, moet worden geborgd in eisen die ook als standaard gaan gelden voor andere producten en toepassingen. Het streven is om voor alle producten die risico’s bevatten de bodem omhoog te brengen. Er is dus een hoop werk te doen. We hebben nog lang niet alles in kannen en kruiken, maar dit is de enige manier om verder te komen: due diligence is stap voor stap verbeteren.”
Marionne Lips, MVO-beleidsadviseur bij CNV:
‘We bevorderen de sociale dialoog op alle niveaus’
Het CNV strijdt in verschillende landen voor een sociale dialoog en ‘onderhandeld loon’. Een van die landen is Benin, vertelt Marionne Lips, MVO-beleidsadviseur bij de vakbond. Benin exporteert cashew, een risicovolle grondstof in de voedingsmiddelenindustrie.
‘Het convenant biedt ons de kans om meer samen te werken met bedrijven en ngo’s. FNLI bijvoorbeeld heeft het initiatief genomen om grondstoffen met de meeste risico’s op misstanden nader te onderzoeken, waaronder suiker, palmolie en cashew. Met die grondstoffen zijn wij als CNV ook bezig. Door samen te werken, hopen wij duurzame, structurele verbeteringen te bereiken.
Eén van de landen waar wij ons op richten, is Benin, een belangrijke producent van cashew. Samen met de lokale vakbonden zetten wij ons onder meer in voor een betere prijs voor cashew, zodat de producenten – de lokale kleine boeren en óók de vrouwen die de noten rapen – het beter krijgen. Ook hebben we ons samen met de lokale vakbonden en ngo’s sterk gemaakt voor belastingheffing op de export van onverwerkte cashew, zodat het hele land meeprofiteert van de cashew-productie. Daardoor kan de overheid eisen stellen aan het minimumloon en komt er in het land een positieve spiraal op gang.
Problemen rond arbeidsrechten, zoals een leefbaar loon en goede arbeidsomstandigheden, kunnen we het beste samen aanpakken. Dus samen met vakbonden, producentenorganisaties en het management van de verwerkingsfabrieken. Daarnaast moeten we de sociale dialoog bevorderen, zowel op nationaal niveau als op het niveau van individuele fabrieken, want dan gaan er van bovenaf én onderop dingen veranderen.
Het op gang brengen van de sociale dialoog in een land vraagt een lange adem. De sociale dialoog in Benin is sinds begin dit jaar helaas verslechterd. Werkgevers mogen bijvoorbeeld onbeperkt tijdelijke contracten geven. Dat ondermijnt de onderhandelingspositie van werknemers. Wij hopen dat we de komende jaren desondanks daadwerkelijk verbetering kunnen bereiken door samen te werken met internationale ngo’s en Nederlandse bedrijven die cashew afnemen uit Benin. Zij kunnen eisen stellen aan arbeidsomstandigheden en onderhandeld loon.’
Statements van deelnemende supermarkten
‘Lee