Jaarrapportage 2020-2021 | Februari 2022
Jaarrapportage 2020-2021
Februari 2022
Stand van zaken
In het derde convenantsjaar hebben 119 bedrijven in de voedingsmiddelensector de IMVO self-assessment doorlopen, tegen 110 in het tweede jaar. 44 bedrijven hebben de vragenlijst voor het eerst ingevuld. In de afgelopen drie jaar hebben in totaal 178 bedrijven de vragenlijst ten minste eenmaal ingevuld. Dit laat zien dat het bewustzijn over IMVO in de sector leeft.
Tabel 1: Aantal respondenten tweede en derde convenantsjaar
De self-assessment tool (SAT) brengt in beeld of en hoe bedrijven vorderen met de implementatie van IMVO-risicomanagement (due diligence). Dit gebeurt aan de hand van 10 essentiële vragen, ontleend aan de OECD/FAO Guidance for Responsible Agricultural Supply Chains (zie bijlage 1 IMVO Convenant Voedingsmiddelen). De 10 essentiële vragen zijn uitgewerkt in thema’s en deelvragen. Zie figuur 3 voor een overzicht van de 10 hoofdvragen en corresponderende thema’s.
Tabel 2: Overzicht 10 essentiële vragen en corresponderende thema’s
Grote verschillen tussen branches
De branches CBL, FNLI en KNSV verschillen erg van elkaar. Zo zijn er grote verschillen in ledental en in grootte van de aangesloten bedrijven, maar ook in de complexiteit en structuur van de toeleveringsketens per branche, het aantal ketens waarmee bedrijven te maken hebben en de geografische spreiding van productielocaties (zie figuur 4). Dit vraagt per branche om passende ondersteuning vanuit het convenant.
Tabel 3: Eigenschappen branches
Algemene bevindingen
Vanwege de verschillen tussen de branches levert een directe vergelijking tussen de monitoringresultaten geen eenduidige conclusies op. Toch zijn er wel enkele algemene bevindingen op te maken.
Uit de vergelijking tussen het tweede en derde jaar blijkt dat de leden van CBL dit jaar op bijna alle thema’s vooruitgang hebben geboekt. De vragenlijst met het self-assessment is voor het derde jaar door alle supermarkten ingevuld. Ook de leden van KNSV hebben lichte vooruitgang geboekt, met name op het thema ‘Inzicht en actie’. Van de 12 deelnemende KNSV-leden vulden 3 bedrijven de vragenlijst voor het eerst in. Alleen FNLI rapporteert gemiddeld lagere scores dan vorig jaar. Van de 87 FNLI-leden die de vragenlijst hebben ingevuld, deden 41 leden dat voor het eerst. Het is niet duidelijk waardoor de lagere scores worden veroorzaakt. Het aantal nieuwe bedrijven laat wel zien dat steeds meer bedrijven met de OESO-richtlijnen aan de slag gaan, maar ook dat het een uitdaging is om bedrijven betrokken te houden, gezien het aantal bedrijven dat in 2021 de vragenlijst niet meer heeft ingevuld.
Over het algemeen geldt dat zowel de mkb-bedrijven als de grote bedrijven het hoogst scoren op het thema ‘Inzicht en actie’. Bedrijven hebben dus veelal goed zicht op hun leveranciers en grondstoffen en de herkomstlanden van grondstoffen. Ze hebben echter minder goed zicht op de schakels voorbij de eerste leverancier en de bijbehorende risico’s. Vakbonden, ngo’s en overheid gaan bedrijven in het vierde convenantsjaar daarom helpen meer inzicht in hun ketens te krijgen, mede aan de hand van de nieuwe data over grondstoffen en herkomstlanden die de monitoring heeft opgeleverd.
In de nieuwe interactieve online tool zijn extra vragen toegevoegd over de inkoop en geografische oorsprong van grondstoffen. In de tool worden 26 grondstoffen genoemd. Op basis van de antwoorden is een top 5 vastgesteld. De top 5 meest ingekochte producten door de bedrijven die de tool hebben ingevuld zijn: specerijen, soja, palmolie, citrusvruchten en kokos(olie). De top 5 landen van oorsprong van alle 26 gevraagde producten zijn: Indonesië, Brazilië, China, India en Vietnam. De nieuwe online tool is het afgelopen jaar alleen door leden van FNLI en KNSV gebruikt. CBL-leden hebben de bestaande Excel-vragenlijst gebruikt.
Voortbouwend op de monitoringresultaten, gaan de convenantspartijen aan de slag met collectieve acties, om bedrijven te helpen hun due diligence verder te verbeteren. Hieronder volgt per branchevereniging de samenvatting van de deelrapportages, met een link naar de volledige deelrapportage.
Hieronder volgt per branchevereniging de samenvatting van de rapportages, met een link naar de volledige rapportage op de betreffende branche-website.
Rapportage CBL | Meer inzicht in IMVO-risico’s
In het derde jaar van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen heeft de supermarktbranche wederom voortgang geboekt in het inrichten van IMVO-risicomanagement en het uitvoeren van projecten op het gebied van leefbaar loon en arbeidsomstandigheden.
Resultaten monitor
Uit de self-assessment, uitgevoerd in de periode juni-augustus 2021, kwam duidelijk naar voren waar diverse CBL-leden vooruitgang hebben op geboekt. Alle supermarkten die lid zijn van CBL hebben deelgenomen aan de vragenlijst. Samen hebben zij een gezamenlijk marktaandeel van circa 97 procent. De opzet en inhoud van de vragenlijst was gelijk aan die van de eerdere twee jaren, zodat de resultaten goed vergelijkbaar zijn. De vragenlijst bestaat uit 102 vragen, onderverdeeld over de thema’s en essentiële vragen uit de OESO-richtlijnen (zie figuur 2).
Figuur 2: Thema’s en essentiële vragen omtrent IMVO-risicomanagement
De monitor laat zien dat de supermarktbranche in het derde jaar op bijna alle onderwerpen vooruitgang heeft geboekt.
Figuur 3: Scores op de 10 essentiële vragen in 2020 en 2021
De grootste vooruitgang is geboekt op het identificeren van risico’s op basis van de in kaart gebrachte keten en het vervolgens opstellen van acties en doelstellingen om deze risico’s te mitigeren. Ook wordt de evaluatie van het IMVO-beleid nog verder geoptimaliseerd. In lijn met vorig jaar scoort de branche hoog op het communiceren over het IMVO-beleid.
De complexere ketens tot op productniveau in kaart te krijgen, blijft een uitdaging. Daarnaast ligt er een opdracht om de plannen van aanpak om IMVO-risico’s te mitigeren nog beter uit te werken door meer aandacht te besteden aan het uitdenken van de concrete impact van maatregelen, verbetering in het systematisch monitoren en deze periodiek te beoordelen. Ondanks dat hier in vergelijking met vorig jaar al stappen in zijn gezet (met een stijging van +11%), kunnen supermarkten hier nog winst behalen.
IMVO-projecten
Naast de kwantitatieve vooruitgang laten de diverse projecten zien hoe supermarkten IMVO in de praktijk oppakken. Zo zijn supermarkten collectief via de impact assessment in de tomatenketen bezig met het doorlichten van complexe ketens tot op productniveau, toont de verdere voortgang van het Leefbaar Loon Bananenproject hoe er gewerkt wordt aan verbetering van de omstandigheden in de keten en werken supermarkten binnen DISCO aan het verduurzamen van de cacaoketen in de brede zin door in te zetten op milieu (tegengaan van ontbossing) en sociale verbetering (tegengaan van kinderarbeid en werken naar een leefbaar inkomen). De projecten en impact assessments van individuele supermarkten, onder meer om leefomstandigheden in de keten te verbeteren, laat zien dat er veel gebeurt.
Vooruitblik
In het vierde jaar van het IMVO-convenant zullen supermarkten zich blijven inzetten om de aandachtspunten uit de self-assessment aan te pakken. Deze zullen naast individuele acties (bijvoorbeeld bij het opstellen van een plan van aanpak) ook collectief moeten worden opgepakt, met de inrichting van een klachtenmechanisme als concreet voorbeeld. Daarnaast blijven supermarkten werken aan concrete projecten op individueel niveau, gezamenlijk met de branche en met andere convenantspartijen. Zo zullen dit jaar vervolgacties worden opgezet n.a.v. de impact assessment in de tomatenketen en worden weer nieuwe resultaten van het Leefbaar Loon Bananenproject gepresenteerd.
Rapportage FNLI | Bredere aandacht voor IMVO
De derde sectorrapportage IMVO-risicomanagement van FNLI laat zien wat de levensmiddelenindustrie doet om risico’s in grondstoffenketens uit te sluiten. Tegelijkertijd laat de rapportage ook zien hoe complex die grondstoffenketens zijn. Met deze rapportage voldoet FNLI aan de rapportageverplichtingen vanuit het IMVO Convenant Voedingsmiddelen, maar het belang van de monitoring is inmiddels veel groter. De vragenlijst is de afgelopen jaren doorontwikkeld tot een veelzijdige assessment tool die bedrijven inzicht geeft in de stappen die ze al genomen hebben en de stappen die ze nog kunnen nemen op het gebied van IMVO-risicomanagement.
Resultaten monitoring
De derde FNLI-rapportage is gebaseerd op de antwoorden van 87 bedrijven die de self-assessment tool hebben ingevuld. Een nieuw record (zie figuur 4), want in het tweede jaar namen 81 bedrijven deel aan de monitoring. In totaal heeft FNLI circa 500 leden. Naar schatting heeft meer dan de helft van de deelnemende bedrijven een jaaromzet hoger dan 100 miljoen euro op de Nederlandse markt. 41 bedrijven namen voor het eerst deel aan de monitoring. Dit wijst erop dat een steeds bredere groep bedrijven met de OESO-richtlijnen aan de slag gaat. De afgelopen jaren hebben in totaal 131 bedrijven gelieerd aan FNLI door middel van de self-assessment tool inzicht verkregen in hun IMVO-beleid.
Figuur 4: Aantal respondenten gelieerd aan FNLI, per jaar
Figuur 5 geeft voor bedrijven met meer dan 250 werknemers de gemiddelde percentuele scores weer op de tien hoofdvragen over IMVO-risicomanagement. Deze grote bedrijven scoren gemiddeld hoog op de verankering van due diligence in beleid, inzicht in de productieketen en de rapportage over IMVO-risicomanagement. Ze hebben nog stappen te maken in het identificeren en prioriteren van alle risico’s in de keten.
Figuur 5: Gemiddelde percentuele score per hoofdvraag self-assessment derde convenantsjaar FNLI-bedrijven
De vragenlijst voor mkb-bedrijven (minder dan 250 werknemers) is een vereenvoudigde versie ten opzichte van de vragenlijst voor grote bedrijven. Figuur 6 geeft de gemiddelde percentuele scores weer op de vier hoofdthema’s. De score op het thema ‘Inzicht en Actie’ is het hoogst. Communicatie is een thema waarop nog winst te behalen valt voor mkb-bedrijven. Dit wordt een onderwerp voor mkb-intervisiebijeenkomsten in 2022.
Figuur 6: Gemiddelde score in percentages van mkb-bedrijven per IMVO-thema
Sectorrapportage
Net als vorig jaar licht de FNLI in een sectorrapportage een aantal specifieke sectoren uit, om meer inzicht te bieden in de inspanningen van bedrijven om hun internationale handelsketens te verduurzamen. De rapportage illustreert wat IMVO-risicomanagement in de praktijk betekent, met voorbeelden uit de complexe ketens van cacao, soja, koffie, palmolie, cashewnoten, rijst en koffie. Zo is te zien dat bedrijven individueel serieuze stappen zetten, maar ook via sectorinitiatieven worden ondersteund in het verduurzamen van hun keten. De inspanningen van individuele bedrijven vullen de acties op sectorniveau aan, met als doel een zo groot mogelijke impact te maken in de keten. FNLI beschouwt (internationale) sectorale samenwerking als een belangrijke voorwaarde om internationale handelsketens structureel te verduurzamen.
Vooruitblik
De doelstelling die in 2018 is afgesproken, is dat alle bij de brancheorganisaties aangesloten leden IMVO-risicomanagement aan het einde van het convenant (juni 2023) uitvoeren. Daarvan wordt verwacht dat deze leden dit aantonen door het invullen van de self-assessment. Mogelijk is dit in de praktijk te ambitieus geweest, want de FNLI verwacht dat een deel van de bedrijven hier niet volledig gevolg aan kan geven. Hier zijn verschillende redenen voor, gerelateerd aan het heterogene karakter van bedrijven in de levensmiddelenindustrie. Desondanks gaat de FNLI zich samen met haar 18 aangesloten brancheorganisaties inzetten om alle leden bij het convenant te betrekken, en zal dit ook het komende jaar hoge prioriteit geven. Alle activiteiten zoals beschreven in de FNLI-rapportage zullen met dit doel worden voortgezet en uitgebreid.
De monitoring laat zien dat er nog ruimte voor verbetering is op een aantal specifieke due diligence-thema’s, welke enigszins verschillen tussen grootbedrijf en mkb. De data zal worden gebruikt om nóg doelgerichter te werk te gaan. De resultaten van de uitvraag van specifieke grondstof-landcombinaties met betrekking tot de inkoop door voedingsmiddelenproducenten geven inzicht in belangrijke grondstofstromen voor onze leden. Deze zullen samen met de convenantspartijen verder worden onderzocht om dieper in te kunnen gaan op de aan deze stromen gerelateerde risico’s. Zo kunnen bedrijven betere handvatten worden geboden om te werken aan verbetering in hun eigen toeleveringsketens.
De FNLI zal het komende jaar de individuele bedrijven die hebben deelgenomen aan het assessment, benaderen om de IMVO Self-Assessment Tool te evalueren. Ook gaan zij het gesprek aan over eventuele ervaren belemmeringen om due diligence processen (verder) toe te passen. Daarnaast zal in samenwerking met de bij de FNLI aangesloten brancheverenigingen worden gezocht naar gezamenlijke activiteiten met bedrijven binnen de sector om slagkracht en effectiviteit te vergroten.
Met wetgeving over zowel ontbossing als due diligence in het vooruitzicht zal het convenant instrumenten en kennisdeling in lijn moeten brengen met de toekomstige vereisten. Zo zullen het Stappenplan en de self-assessment tool een belangrijke rol spelen in de voorbereiding op de wetgeving.
Tot slot wordt het komende jaar sterk ingezet op het integreren van OECD-due diligence in bestaande managementsystemen en standaarden. Hiervoor wordt geïnventariseerd welke systemen door veel bedrijven gebruikt worden en hoe deze zouden kunnen worden aangevuld voor een volledig due diligence-proces. Hiervoor wordt samenwerking opgezocht met de eigenaren van dergelijke systemen.
Rapportage KNSV | Meer inzicht in toeleveringsketens
De KNSV-leden hebben in het derde convenantsjaar voortgang geboekt bij de implementatie van due diligence in hun bedrijfsvoering. Uit de KNSV-rapportage blijkt dat bedrijven met name hoger scoren op het thema ‘Inzicht en actie’. Dit betekent dat bedrijven steeds beter inzicht krijgen in hun toeleveringsketens.
Figuur 7: Gemiddelde scores in percentages van MKB en grootbedrijf samen voor 2020 en 2021
Lagere respons
De resultaten zijn gebaseerd op de antwoorden van twaalf bedrijven die de self-assessment tool hebben doorlopen: drie grote bedrijven en negen mkb-bedrijven. Er waren drie bedrijven die de tool dit jaar voor het eerst hebben ingevuld. In 2020, het tweede convenantsjaar, deden negentien bedrijven mee: elf mkb-bedrijven en acht grote bedrijven. In totaal is het convenant voor ongeveer 50 KNSV-leden relevant.
Ondersteuning mkb
Uit de vergelijking tussen mkb en grootbedrijf blijkt dat het grootbedrijf over het algemeen beter scoort op IMVO-risicomanagement, zie figuur X. Voor het mkb is er nog veel winst te behalen. Het afgelopen jaar is al flink ingezet op de ontwikkeling van ondersteuningsmateriaal voor het mkb, zoals een IMVO-stappenplan en factsheets over risicogrondstoffen. Dit betekent dat mkb-bedrijven aan de hand van hun antwoorden op de vragen in de self-assessment tool praktische tips en adviezen krijgen om hun due diligence te verbeteren. In 2022 wordt dit ondersteuningsmateriaal verder uitgebreid, om het mkb zo goed mogelijk te faciliteren in het verbeteren van due diligence.
Figuur 8: Gemiddelde scores in percentages van mkb en grootbedrijf (KNSV) 2021
Vooruitblik
De doelstelling is dat alle leden van de KNSV actief werken aan IMVO. Daaruit verwacht de KNSV dat het merendeel van hun leden de self-assessment uitvoert. In 2021 hebben twaalf bedrijven deze assessment uitgevoerd en in totaal hebben 26 leden dit de afgelopen drie jaar minstens éénmaal gedaan. Van de KNSV leden zijn circa 50 leden direct actief in specerijen. De KNSV zet zich in 2022 dan ook in voor een duidelijke toename van het aantal leden dat de self assessment invult. De KNSV wilt dit bereiken door IMVO op de agenda van de verschillende bijeenkomsten te (blijven) zetten, inhoudelijk dieper in te gaan op geconstateerde vorderingen en uitdagingen van het afgelopen jaar, en door ervaringen vanuit de praktijk met elkaar te delen. Dit met als doel dat bedrijven de uitvoering van het IMVO-convenant niet als een administratieve last zien, maar juist enthousiast worden voor het uitvoeren van verbeteringen in hun ketens.
Vanuit de verschillende bijeenkomsten die de KNSV in 2021 voor haar leden hield over dit onderwerp, bleek dat vrijwel alle leden zich bewust zijn en aandacht hebben voor IMVO-risico’s. De volgende logische stap kan dan het uitvoeren van specifieke projecten zijn. De KNSV merkt echter een terughoudendheid in het aangaan van projecten waarbij verschillende externe organisaties een doorslaggevende rol spelen. De KNSV zal hier dieper op ingaan tijdens bijeenkomsten, om beter te begrijpen wat de belemmeringen zijn om projecten te starten ten behoeve van verbeteringen in de aanvoerketen.
Anneloes Hodes, beleidsadviseur FNLI
‘Het convenant helpt bedrijven zich voor te bereiden op IMVO-wetgeving’
Branchevereniging FNLI zag in het derde convenantsjaar de betrokkenheid van voedingsmiddelenbedrijven toenemen; ook van de kleinere. Volgens FNLI-beleidsadviseur Anneloes Hodes begint due diligence voor steeds meer bedrijven concreet te worden.
Is er in het derde convenantsjaar vooruitgang geboekt?
“Het lukt steeds beter om due diligence praktisch toepasbaar te maken. Veel mkb-bedrijven hadden voor het convenant geen idee wat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen voor hen betekenen. Niet dat ze zich niet verantwoordelijk voelen voor hun aanvoerketens, maar de OESO-richtlijnen staan heel ver van de dagelijkse praktijk. Daarom hebben de convenantspartijen veel energie gestoken in de ontwikkeling van instrumenten waarmee bedrijven concreet aan de slag kunnen. De online self-assessment tool is daar een mooi voorbeeld van. Bedrijven die deze vragenlijst invullen, krijgen via factsheets en het stappenplan informatie om hun due diligence proces te verbeteren. We hopen dat we hiermee een steeds bredere groep bedrijven bereiken. Dit jaar zijn er meer dan 40 nieuwe bedrijven bij die de vragenlijst hebben ingevuld.”
Waar ligt de prioriteit voor het vierde convenantsjaar?
“We blijven de webtool verbeteren en aanvullen, bijvoorbeeld met meer factsheets over producten. Ook blijven we webinars en bijeenkomsten organiseren over specifieke thema’s. We gaan ook door met de intervisiebijeenkomsten waar vergelijkbare bedrijven kennis en ervaring kunnen uitwisselen. En verder blijven we nauw samenwerken met de achttien brancheverenigingen die bij FNLI zijn aangesloten, zoals de vereniging voor de bakkers en voor de zoetwarenfabrikanten. Zij zitten dichter op hun leden en weten daardoor beter waar bedrijven tegenaanlopen als het gaat om IMVO-risicomanagement. De uitkomsten van de online self-assessment tool geven daar ook inzicht in.”
Heeft het convenant al tot verbeteringen ‘on the ground’ geleid?
“Er gebeurt heel veel ‘on the ground’. Zowel in de vorm van activiteiten die vanuit het convenant worden georganiseerd, als in de vorm van activiteiten die buiten het convenant plaatsvinden. Daarom voegen wij aan de monitoringrapportage van dit jaar ook weer een sectorrapportage toe waarin we verslag doen van projecten in belangrijke grondstofketens: cacao, koffie, soja en palmolie en dit jaar voor het eerst ook van rijst en cashew. Vaak gaat het om internationale projecten die samen met internationale en lokale ngo’s en andere stakeholders worden uitgevoerd. Wij zien het als aanvullingen op het convenant, omdat het doel hetzelfde is: verbeteringen bereiken voor mensen in het begin van de toeleveringsketens.
Ik begrijp dat de buitenwereld het allemaal te langzaam vindt gaan. Maar hoe meer en dieper we graven in toeleveringsketens, hoe meer we te weten komen over dingen die misgaan. Dat is juist de bedoeling van het due diligence proces: kijken wat er mis is en wat we kunnen doen om dat aan te pakken. Ik denk dat de buitenwereld niet goed weet hoeveel bedrijven al doen om hun ketens te verduurzamen. Er ligt zeker een uitdaging voor bedrijven om daar beter over te communiceren.”
Gaat IMVO-wetgeving het proces van verduurzaming versnellen?
“Het belang van Europese wetgeving is dat er een gelijk speelveld komt voor bedrijven in Europa. Dat betekent dat alle bedrijven met een zekere omvang met due diligence aan de slag moeten. Het convenant helpt bedrijven om zich daarop voor te bereiden. Ik hoor geregeld van bedrijven dat ze blij zijn dat ze met hun vragen over IMVO-risicomanagement bij ons als branchevereniging terecht kunnen. Daar doen we het voor. We zijn in het convenant gestapt om positieve verandering bij voedingsmiddelenfabrikanten te bereiken.”
Jennifer Muller, manager duurzaamheid CBL:
‘De supermarkten laten mooie vooruitgang zien’
IMVO staat hoog op de agenda van de supermarkten. In het derde convenantsjaar werkten zij onder meer aan de verbetering van hun due diligence proces en aan projecten. Jennifer Muller, manager duurzaamheid van brancheorganisatie CBL: “Voor de buitenwereld zijn resultaten niet altijd direct zichtbaar, maar er gebeurt ontzettend veel.”
De supermarkten hebben voor de derde keer de vragenlijst over due diligence ingevuld. Wat is het beeld?
“We zien dat IMVO bij alle supermarkten veel aandacht krijgt. De eerste stappen uit de due diligence keten zijn op orde: het opstellen en integreren van IMVO-beleid in de beleidsvoering. Bij de andere stappen in de keten is een verbetering te zien. Supermarkten hebben meer inzicht gekregen in de productieketens en productielocaties en ook in de risico’s die er spelen. Tegelijk zijn er nog verschillende uitdagingen, met name in het ontwikkelen van plannen van aanpak om geïdentificeerde risico’s te verminderen.”
Hoe gaat het met de projecten waar de supermarkten aan meedoen?
“Binnen het IMVO-convenant doen we mee aan het leefbaar loon-bananenproject en het tomatenproject. Daarnaast spelen er veel andere projecten, zoals het project ter verduurzaming van de cacaoketen en projecten van individuele supermarkten, maar die vallen buiten het convenant.
De focus ligt bij ons op sociale risico’s, met name leefbaar loon. Bij het leefbaar loon-bananenproject gaan we samen met IDH op zoek naar wat een leefbaar loon is, wat de kloof is met het betaalde loon en hoe we dat gat kunnen dichten. Daar willen we ook de certificerende partijen bij betrekken, zodat leefbaar loon een vast onderdeel wordt van certificeringstrajecten. Dit doen we nu eerst voor de bananenketen, maar de kennis die we hierbij opdoen, willen we daarna in andere ketens toepassen.
Het afgelopen jaar hebben we data verzameld bij de grote bananenplantages. We hebben nu voor bijna de helft van het inkoopvolume inzicht in het gat tussen betaald loon en leefbaar loon: dat is 9 procent. Het komende jaar gaan we de data verder aanvullen én stappen zetten om het leefbaar-loongat te dichten. Daarbij is samenwerking met ketenpartijen, certificeerders en vakbonden heel belangrijk. Het gaat erom dat het loon daadwerkelijk bij de arbeiders terecht komt. Dat kan ook in de vorm van kind benefits, niet-financiële compensatie, zoals scholing, kinderopvang, gezondheidszorg.”
Het tomatenproject speelt een stuk dichter bij huis dan het bananenproject.
“Klopt. Het tomatenproject gaat over mensenrechten en arbeidsomstandigheden in Zuid-Italië. Dit project hebben wij samen met de FNV opgestart, naar aanleiding van signalen over misstanden bij de tomatenoogst, onder meer via de risicoanalyses van supermarkten en externe onderzoeken.
Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft in opdracht van FNV en CBL het afgelopen jaar een Human Rights Impact-assessment uitgevoerd. Het onderzoek laat zien dat er aanknopingspunten zijn om de situatie in de Italiaanse tomatenketen te verbeteren. Daarop zal vanuit de supermarktbranche actie worden ondernomen. De problematiek lijkt overigens niet alleen in deze specifieke keten te spelen, maar ook bij ander fruit, bij groente en ook in andere Zuid-Europese landen.
Het is belangrijk dat we de gesignaleerde problematiek gezamenlijk oplossen. Daar spelen wij samen met andere ketenpartijen, vakbonden en ngo’s een rol in, maar de overheid heeft ook een taak. Bijvoorbeeld als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en handhaving. Die naleving is cruciaal, het gaat immers om een Europees land dat onder Europese wet- en regelgeving valt.”
Hoeveel verschil kunnen twee projecten maken?
“Projecten en pilots geven ons bij uitstek de kans om te leren. Dat doen we als supermarkten gezamenlijk en pre-competitief. Daarbij kunnen we de kennis, ervaring en ondersteuning van de vakbonden, ngo’s en overheid heel goed gebruiken. We hebben iedereen nodig om de productketens te verduurzamen. De opgave is enorm, want de voedingsmiddelensector is nu eenmaal complex. Tegelijkertijd zie ik hoe groot de motivatie is bij supermarkten om hun ketens stap voor stap te verduurzamen. We boeken vooruitgang. Het resultaat is voor de buitenwereld niet altijd direct zichtbaar, maar achter de schermen gebeurt ontzettend veel.”
Murk Boerstra, directeur a.i. FNLI:
‘IMVO-beleid vraagt Europese aanpak’
FNLI heeft voor vier grondstoffen in beeld gebracht hoe het staat met de verduurzaming. Het gaat om cacao, palmolie, soja en koffie. Volgens FNLI-directeur (a.i.) Murk Boerstra is deze eerste sectorrapportage het begin.
“Onze intentie is om de komende jaren verder te gaan met de sectoranalyses en hier nieuwe sectoren aan toe te voegen. We willen de voortgang van de sectorale samenwerking met de convenantpartners bespreken en samen vaststellen hoe we tot verdere verbeteringen kunnen komen.
Uit deze eerste sectorrapportages voor cacao, palmolie, soja en koffie blijkt dat Nederland op een aantal gebieden koploper is in duurzaamheidsinitiatieven. Dit geldt voor individuele bedrijven, maar ook voor gezamenlijke initiatieven als Dutch Initiative for Sustainable Cocoa (DISCO), Dutch Soy Platform (DSP) en Dutch Alliance for Sustainable Palmoil (DASPO). Veel van deze initiatieven hebben inmiddels een Europese dimensie, om daarmee meer impact te kunnen maken.
De sectorrapportages laten goed zien hoe divers de verschillende grondstoffenketens zijn. Cacao komt grotendeels uit een selecte groep landen, voor koffie is dat heel anders. Sommige grondstoffen worden op grote plantages geproduceerd, andere grondstoffen komen van heel veel kleine boeren. Dit vraagt per sector een andere aanpak. Het is duidelijk dat er niet één oplossing bestaat om te verduurzamen; er is altijd maatwerk nodig.
Wat de vier onderzochte sectoren betreft: het volume duurzame grondstoffen op de Nederlandse markt kan nog verder omhoog. De deelnemende bedrijven pleiten ervoor om op Europees niveau tot een gezamenlijke aanpak te komen. Daarom verwelkomen wij het pleidooi van de SER voor een Europese aanpak van het toekomstig IMVO-beleid en van de implementatie van due diligence in de landen waar de grondstoffenproductie plaatsvindt.
Nederland is één van de spelers in het grotere geheel. Door binnen sectoren internationale samenwerkingsverbanden aan te gaan, kan het bedrijfsleven bijdragen aan een positieve impact op de sociale omstandigheden en het milieu in de gebieden waar de grondstoffen vandaan komen.”
KNSV-voorzitter Henri de Haan:
‘Laten we als branche een voorbeeld stellen met een 100 procent duurzame keten’
Van de 60 leden van de Koninklijke Nederlandse Specerijen Vereniging zijn er zo’n 30 die daadwerkelijk specerijen inkopen en daarmee invloed hebben op de aanvoerketen. Henri de Haan, KNSV-voorzitter en salesmanager bij Nedspice, wil die allemaal meekrijgen op weg naar een 100 procent duurzame keten.
De héle keten 100 procent duurzaam?
“Waarom niet? We zijn een relatief kleine branche, maar als wij samen zouden besluiten dat we de komende jaren toewerken naar een 100 procent duurzame keten, dan stellen we een daad en kunnen we een voorbeeld zijn voor andere landen en sectoren. Bovendien anticiperen we daarmee op Europese en Nederlandse due dilligence wetgeving.”
Het convenant loopt nog tot de zomer van 2023.
“Het werk waar we als convenant aan zijn begonnen, is over anderhalf jaar nog niet klaar, maar zal ook nooit klaar zijn. Het uitvoeren van IMVO-risicomanagement wordt een standaard onderdeel van de bedrijfsvoering. Hopelijk kunnen we de samenwerking met CBL, FNLI, ngo’s, vakbonden en overheid na afloop van het convenant in een bepaalde vorm voortzetten. Want samenwerking is heel belangrijk om als voedingsmiddelensector stappen te kunnen zetten op het gebied van duurzaamheid.”
Zit er vooruitgang in de due diligence van KNSV-leden?
“De self-assessment tool is in het derde jaar door twaalf bedrijven ingevuld. Elke bijeenkomst of training over due diligence die we organiseren, wordt goed bezocht. De leden zijn dus echt betrokken, maar we kunnen pas tevreden zijn als we erin slagen om alle ketens daadwerkelijk te verduurzamen. Het gezamenlijk uitvoeren van projecten kan daarbij helpen, als voorbeeld en oefening. Maar het doel moet zijn om álle producten in de voedingsmiddelensector te verduurzamen.
Het is de normaalste zaak van de wereld om te meten of een product aan de eisen voor gezondheid en veiligheid voldoet. We meten bijvoorbeeld of een product niet te veel chemicaliën bevat. Het zou net zo normaal moeten worden om te controleren of producten zonder schade voor mensen, dieren of milieu worden geteeld, gekweekt, bewerkt en geproduceerd. Dat is de stap die we nu met z’n allen moeten zetten.”
Wat houdt bedrijven tegen?
“De angst om kwetsbaar te zijn, om te erkennen dat er in de keten dingen misgaan en de mogelijke reputatieschade die je daardoor kunt oplopen. Die kwetsbaarheid durven niet alle bedrijven aan. Terwijl het juist logisch is dat als je de hele keten en alle risico’s in kaart brengt, je dingen tegenkomt die beter moeten. Dat blijven we als KNSV ook uitleggen.
De self-assessment tool laat zien waar de zwakke plekken in het IMVO-risicomanagement zitten en wat de punten zijn waaraan bedrijven kunnen werken. De KNSV ondersteunt haar leden daarin, bijvoorbeeld door best practices te delen en door contacten te leggen met relevante partijen. Voor bedrijven voelt het vaak als een risicovolle stap om met andere partijen in een project aan een zwakke plek te werken. Ook daar wil de KNSV een rol in vervullen.”
Spelen de kosten ook mee?
“Verduurzaming kost geld. In het begin zeker. Je moet tijd en aandacht aan due diligence besteden, misschien ga je een hogere prijs voor producten betalen. Aan de andere kant levert het ook veel op, zeker op de lange termijn. Door risico’s aan te pakken, worden aanvoerketens een stuk robuuster. En je krijgt er betere relaties door met de leveranciers en met klanten. Laatst sprak ik een leverancier die met zijn klanten was gaan praten nadat de prijzen voor containervervoer vorig jaar de lucht in waren geschoten. Daar was in de lopende contracten geen rekening mee gehouden. De leverancier raakte hierdoor in problemen. Toen hij dat open met zijn klanten besprak, was een aantal van hen bereid een hogere prijs te betalen. Dat kostte hun meer, maar de relatie met de leverancier werd sterker dan ooit. Met andere woorden, door verantwoordelijkheid te delen voor de omstandigheden waarin wordt geproduceerd, neemt de houdbaarheid van je business toe.”