Jaarrapportage 2020-2021 | Februari 2022
Jaarrapportage 2020-2021
Februari 2022
Interviews
Veel mensen vanuit alle geledingen zijn actief betrokken bij het Convenant. Een aantal van hen deelt in deze jaarrapportage hun inzichten bij verschillende hoofdstukken. Hieronder staan deze interviews verzameld.
Aldi Nederland - Eline Poels
Eline Poels, manager corporate responsibility ALDI Nederland:
‘Due diligence leren door due diligence te doen’
Het succes van een onderneming is alleen toekomstbestendig wanneer mensenrechten worden erkend en beschermd. Dat is volgens Eline Poels, manager corporate responsibility, de overtuiging van waaruit ALDI aan due diligence werkt.
“Due dilligence is onderdeel van het internationale beleid van ALDI. Het wordt vanuit ons hoofdkantoor in Duitsland in beleid en actiepunten gegoten. In 2021 is in Duitsland due diligence wetgeving aangenomen, die in 2023 ingaat. Als bedrijven op dit gebied al vrijblijvendheid ervoeren, is dat er nu zeker af in Duitsland. Het Nederlandse IMVO-convenant bestaat al wat langer. Om te voorkomen dat we als bedrijf zaken dubbel doen, ondernemen we in Nederland alleen acties die complementair zijn aan de internationale activiteiten. Een goed voorbeeld is het Human Rights Impact-assessment op verwerkte tomaten uit Italië; een project dat vanuit het voedingsmiddelenconvenant is geïnitieerd. Daar leveren wij graag een bijdrage aan, omdat dit onderwerp nog niet werd aangepakt op internationaal niveau.”
Helpt het om zo’n project in convenantsverband te doen?
“De kracht van het convenant is dat we als supermarkten samenwerken en ook nog eens samen met vakbonden, ngo’s en overheid. Dat maakt de Nederlandse IMVO-convenantenaanpak echt bijzonder. Door samen te werken aan projecten merk je dat de onderlinge relaties beter worden en dat er meer begrip voor elkaar ontstaat. Het is belangrijk om verschillende zienswijzen naast elkaar te zetten en het daarover te hebben.
Het rapport over het onderzoek naar tomaten wordt pas begin 2022 gepubliceerd, maar het is al wel duidelijk dat de problemen in de tomatenteelt in Italië alleen maar kunnen worden aangepakt als alle betrokken partijen hun aandeel leveren. De situatie is behoorlijk complex en is ook niet van de ene op de andere dag ontstaan. Ik denk dat het goed is om gezamenlijk ambities te hebben, maar ook om een realistisch en eerlijk beeld neer te zetten. Niemand is erbij gebaat wanneer we meer beloven dan we kunnen waarmaken.”
Gaat er daadwerkelijk iets veranderen voor de tomatenplukkers?
“Het is nog te vroeg om dat te kunnen zeggen. Zodra het rapport klaar is, kunnen we het delen met de stakeholders binnen Nederland en minstens zo belangrijk: met de stakeholders in Italië. Als we een gedeeld beeld van de uitdagingen én vervolgstappen hebben, is de kans het grootst dat we samen impact kunnen maken.”
Dit gaat alleen nog maar over tomaten. Hoelang gaat het duren om alle 1700 producten uit jullie assortiment te onderzoeken?
“Gelukkig zijn niet alle ketens zo ingewikkeld. We richten ons nu eerst op producten als bananen, noten, koffie, cacao en vis. Zo zijn we als eerste discounter aangesloten bij Tony Chocolonely’s Open Chain, een initiatief dat zich inzet voor het beëindigen van armoede, illegale kinderarbeid en ontbossing. Voor andere producten werken we intensief samen met onze leveranciers om te kijken in hoeverre we mogelijke risico’s beter kunnen identificeren en verkleinen. Er is veel te doen als het gaat om mensenrechten, een beter klimaat en het tegengaan van voedselverspilling. Simpele oplossingen zijn er niet, want de werkelijkheid zit altijd ingewikkelder in elkaar dan de eerste aanblik doet vermoeden. Maar elke stap die we zetten, is de moeite waard.”
CBL - Jennifer Muller
Jennifer Muller, manager duurzaamheid CBL:
‘De supermarkten laten mooie vooruitgang zien’
IMVO staat hoog op de agenda van de supermarkten. In het derde convenantsjaar werkten zij onder meer aan de verbetering van hun due diligence proces en aan projecten. Jennifer Muller, manager duurzaamheid van brancheorganisatie CBL: “Voor de buitenwereld zijn resultaten niet altijd direct zichtbaar, maar er gebeurt ontzettend veel.”
De supermarkten hebben voor de derde keer de vragenlijst over due diligence ingevuld. Wat is het beeld?
“We zien dat IMVO bij alle supermarkten veel aandacht krijgt. De eerste stappen uit de due diligence keten zijn op orde: het opstellen en integreren van IMVO-beleid in de beleidsvoering. Bij de andere stappen in de keten is een verbetering te zien. Supermarkten hebben meer inzicht gekregen in de productieketens en productielocaties en ook in de risico’s die er spelen. Tegelijk zijn er nog verschillende uitdagingen, met name in het ontwikkelen van plannen van aanpak om geïdentificeerde risico’s te verminderen.”
Hoe gaat het met de projecten waar de supermarkten aan meedoen?
“Binnen het IMVO-convenant doen we mee aan het leefbaar loon-bananenproject en het tomatenproject. Daarnaast spelen er veel andere projecten, zoals het project ter verduurzaming van de cacaoketen en projecten van individuele supermarkten, maar die vallen buiten het convenant.
De focus ligt bij ons op sociale risico’s, met name leefbaar loon. Bij het leefbaar loon-bananenproject gaan we samen met IDH op zoek naar wat een leefbaar loon is, wat de kloof is met het betaalde loon en hoe we dat gat kunnen dichten. Daar willen we ook de certificerende partijen bij betrekken, zodat leefbaar loon een vast onderdeel wordt van certificeringstrajecten. Dit doen we nu eerst voor de bananenketen, maar de kennis die we hierbij opdoen, willen we daarna in andere ketens toepassen.
Het afgelopen jaar hebben we data verzameld bij de grote bananenplantages. We hebben nu voor bijna de helft van het inkoopvolume inzicht in het gat tussen betaald loon en leefbaar loon: dat is 9 procent. Het komende jaar gaan we de data verder aanvullen én stappen zetten om het leefbaar-loongat te dichten. Daarbij is samenwerking met ketenpartijen, certificeerders en vakbonden heel belangrijk. Het gaat erom dat het loon daadwerkelijk bij de arbeiders terecht komt. Dat kan ook in de vorm van kind benefits, niet-financiële compensatie, zoals scholing, kinderopvang, gezondheidszorg.”
Het tomatenproject speelt een stuk dichter bij huis dan het bananenproject.
“Klopt. Het tomatenproject gaat over mensenrechten en arbeidsomstandigheden in Zuid-Italië. Dit project hebben wij samen met de FNV opgestart, naar aanleiding van signalen over misstanden bij de tomatenoogst, onder meer via de risicoanalyses van supermarkten en externe onderzoeken.
Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft in opdracht van FNV en CBL het afgelopen jaar een Human Rights Impact-assessment uitgevoerd. Het onderzoek laat zien dat er aanknopingspunten zijn om de situatie in de Italiaanse tomatenketen te verbeteren. Daarop zal vanuit de supermarktbranche actie worden ondernomen. De problematiek lijkt overigens niet alleen in deze specifieke keten te spelen, maar ook bij ander fruit, bij groente en ook in andere Zuid-Europese landen.
Het is belangrijk dat we de gesignaleerde problematiek gezamenlijk oplossen. Daar spelen wij samen met andere ketenpartijen, vakbonden en ngo’s een rol in, maar de overheid heeft ook een taak. Bijvoorbeeld als het gaat om de naleving van wet- en regelgeving en handhaving. Die naleving is cruciaal, het gaat immers om een Europees land dat onder Europese wet- en regelgeving valt.”
Hoeveel verschil kunnen twee projecten maken?
“Projecten en pilots geven ons bij uitstek de kans om te leren. Dat doen we als supermarkten gezamenlijk en pre-competitief. Daarbij kunnen we de kennis, ervaring en ondersteuning van de vakbonden, ngo’s en overheid heel goed gebruiken. We hebben iedereen nodig om de productketens te verduurzamen. De opgave is enorm, want de voedingsmiddelensector is nu eenmaal complex. Tegelijkertijd zie ik hoe groot de motivatie is bij supermarkten om hun ketens stap voor stap te verduurzamen. We boeken vooruitgang. Het resultaat is voor de buitenwereld niet altijd direct zichtbaar, maar achter de schermen gebeurt ontzettend veel.”
IDH - Ronald Sanabria
Ronald Sanabria, senior programma-manager IDH, The Sustainable Trade Initiative
‘Het dichten van het leefbaar-loongat vraagt een mix van oplossingen’
Het leefbaar loon-bananenproject (Banana Retail Commitment on Living Wage) wordt vanuit Costa Rica getrokken door Ronald Sanabria, senior programma-manager bij IDH. Hij werkt samen met Nederlandse supermarkten en bananenplantages overal ter wereld. “Een baanbrekend project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen samen verantwoordelijkheid nemen.”
Hoe is de voortgang van het leefbaar loon-bananenproject?
“In het eerste jaar lag de focus vooral op organisatie en communicatie. Alle deelnemende producenten, leveranciers en retailers zijn geïnformeerd over het project en de doelen. We hebben afspraken gemaakt over ieders rol in de toeleveringsketen en een vertrouwensbasis gecreëerd om de weg vrij te maken voor de volgende stappen.
In het tweede jaar zijn de leveranciers samen met hun telers bezig geweest om de benodigde gegevens te verzamelen. Dat doen ze met behulp van de Salary Matrix, een systeem dat IDH heeft ontwikkeld om lonen transparant te maken. Het eerste jaar hebben 117 bananenplantages aan het salarisonderzoek meegedaan. Zij vertegenwoordigen 42 procent van het volume dat door deelnemende Nederlandse retailers wordt ingekocht. Het streven is om eind 2021 ten minste 66 procent af te dekken en in de komende jaren tot 100 procent dekking te komen. Hoe meer plantages meedoen, hoe meer inzicht we hebben in de betaalde lonen, het verschil met leefbaar loon en de mogelijke oplossingen om het verschil te verkleinen.”
Hoe moeilijk is het om het verschil tussen betaald en leefbaar loon te verkleinen?
“Er is helaas geen simpele oplossing. Het leefbaar loon verschilt bijvoorbeeld al per land of gebied. Ook wordt de kloof niet gedicht door simpelweg een hogere prijs voor bananen te betalen, want dat geld komt niet één op één bij arbeiders terecht. Bovendien nemen Nederlandse retailers maar een beperkt deel van de bananenoogst af. Als andere inkopers niet bijdragen, blijft het probleem bestaan.
Een hoger loon moet onderdeel zijn van een mix van oplossingen. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, ontvangen werknemers wellicht liever andere voorzieningen, zoals onderwijs, gezondheidszorg of kinderopvang. Maar ook dat verschilt per plantage of regio. Dat vraagt om een goed gesprek tussen de retailers en hun leveranciers. Die gesprekken zijn nu begonnen.”
Wat zijn de grootste knelpunten?
“Een baanbrekend, innovatief project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan het gezamenlijke doel. Daarom is het zo belangrijk om in het begin duidelijke afspraken te maken en de rol van alle partijen helder te krijgen. Door daarbij voort te bouwen op lopende projecten als certificeringstrajecten, de sociale dialoog en collectieve onderhandelingsinitiatieven, gaan projecten elkaar versterken.
Daarnaast is het van groot belang om de tijd te nemen om alle partners mee te krijgen, zeker nu door Covid-19 alles en iedereen vertraging heeft opgelopen. Een aandachtspunt is ook het borgen van de betrouwbaarheid van onderzoeken. Certificeringsprogramma’s moeten hun proces versnellen om bedrijven te helpen bij het verifiëren van verschillen in leefbaar loon. En dan zitten er ook nog allerlei uitdagingen in de analyses van leefbare lonen. Zo worden op veel plantages de werkuren maar beperkt gevolgd en geregistreerd.”
Maakt het project al verschil voor de arbeiders op de plantages?
“Nog niet, maar dat gaat wel gebeuren. De supermarktketens hebben toegezegd dat ze het leefbaar-loongat tegen het jaar 2025 voor 75 procent willen hebben verkleind. Het belangrijkste resultaat is dat het nu mogelijk is om gegevens op het gebied van leefbaar loon te verzamelen en geaggregeerde informatie te delen tussen spelers in de toeleveringsketen. Bedrijven gaan op basis van die data met leveranciers in gesprek over oplossingen om het leefbaar-loongat te verkleinen en het welzijn van werknemers te verbeteren. Ook zien we dat steeds meer certificeringsprogramma’s eraan werken om leefbaar loon aan hun certificeringseisen toe te voegen. Het betalen van leefbaar loon zal gaandeweg een standaard-onderdeel worden van certificerings- en keurmerktrajecten.
Als we daarin slagen, kunnen we het leefbaar loonproject uitbreiden naar andere producten en andere gebieden. Dat is het einddoel. Maar het feit dat zoveel bananenbedrijven en inkopers nu samenwerken op het gebied van leefbaar loon, is een enorme stap voorwaarts.”
Global March - Marco Dubbelt
Marco Dubbelt, programma-manager Global March:
‘Toegang tot herstel maakt de keten compleet’
De laatste stap in due diligence is toegang tot herstel. Het betekent dat mensen in productielanden een adres hebben waar ze met hun klachten over negatieve impacts terecht kunnen. Daar maakt Marco Dubbelt, senior programma-manager van Global March, zich binnen het IMVO-convenant voedingsmiddelen sterk voor.
Toegang tot herstel is misschien wel de moeilijkste stap van due diligence. Waarom?
“De mensen die de zwaarste negatieve impact van productieprocessen ervaren, zitten vaak in het begin van de keten. Het zijn bijvoorbeeld de kleine boeren en landarbeiders, de lokale inkopers en de bewerkers van producten. Zij hebben geen idee waar hun producten uiteindelijk belanden en weten dus ook niet waar ze terecht kunnen met een klacht over de arbeidsomstandigheden of de milieu-impact van een productieproces.
Andersom is het voor bedrijven in Nederland ook moeilijk om de keten helemaal tot het begin in beeld te krijgen. Bedrijven kunnen hun leveranciers bevragen en fabrieken bezoeken, maar daarmee weten ze nog niet wat er op het land of onderweg naar de fabriek gebeurt en of er sprake is van kinderarbeid, genderdiscriminatie of uitbuiting. Het komt erop neer dat de ‘early warnings’ van direct belanghebbenden worden gemist.”
Wat is er nodig om toegang tot herstel mogelijk te maken?
“De ILO heeft hier 20 jaar geleden al een oplossing voor bedacht. Het idee is dat je op of rond een productielocatie of -gebied een monitoringsysteem opzet, bestaande uit instanties en organisaties uit de lokale gemeenschap. Denk aan de lokale overheid, vakbonden, ngo’s, ziekenhuizen, scholen, lokale producenten en certificeringsorganisaties. Via dat systeem kunnen arbeiders en omgeving klachten en problemen kenbaar maken.
Global March heeft op deze manier in verschillende landen een Child Labour Monitoring System (CMLS) opgezet: een monitoringsysteem gericht op signalering van kinderarbeid. We werken met een right based approach: we geven trainingen waarin we CLMS-deelnemers informeren over hun rechten en over wat zij van de lokale en nationale overheid en van werkgevers kunnen vragen. Op die manier versterken we de gemeenschap en helpen we hen alert te zijn op signalen van kinderarbeid. Als kinderen niet op school verschijnen, komt het systeem in actie om te kijken wat er nodig is om de kinderen terug te brengen naar school.”
Gaat het alleen om kinderarbeid?
“Voor Global March is bestrijding van kinderarbeid het primaire doel, maar kinderarbeid staat nooit op zichzelf. Kinderen werken omdat er veel andere dingen in hun omgeving misgaan. Vaak spelen er gender issues, onveilige werkomstandigheden, gebrek aan scholen en een te laag inkomen. Een actief CMLS krijgt ook veel informatie over de andere problemen in een gebied. Die moeten worden aangepakt om het probleem van kinderarbeid op te lossen.
Doordat we de gemeenschap versterken, kan die gemeenschap zelf in actie komen om problemen op te lossen en misstanden tegen te gaan. Natuurlijk zijn er ook problemen die de lokale gemeenschap niet kan oplossen. In dat geval kan het CMLS de informatie over de problemen delen met de internationale of Nederlandse partnerorganisaties, die deze informatie vervolgens delen met de bedrijven waarvan zij weten dat die op bepaalde productielocaties actief zijn. Op die manier komt er van verschillende kanten druk om problemen aan te pakken. Het is ook mogelijk dat de inkopende bedrijven zelf aansluiten bij het monitoringsysteem. Dan is de cirkel rond: van signaleren tot adresseren.”
Is dit monitoringsysteem ook geschikt voor het voedingsmiddelenconvenant?
“Zeker. Juist in de landbouw is de kans op kinderarbeid groot. Daarom willen wij in 2022 een pilot met het CMLS opzetten. We kiezen een gebied waarvan we weten dat meerdere Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven daar producten inkopen. We zetten een nieuw CLMS op of sluiten aan bij een bestaand systeem van Global March. De deelnemende Nederlandse bedrijven kunnen aangeven welke specifieke informatie zij nodig hebben, zodat het CLMS die informatie kan gaan verzamelen. Op die manier krijgen bedrijven informatie over de problemen die er in het begin van een keten spelen. Dat is precies de informatie die ze nu missen. De volgende stap is dat we die problemen gaan aanpakken, bijvoorbeeld in de vorm van een project leefbaar loon.”
Catz International - Thomas Mulder
Thomas Mulder, supply chain coördinator, Catz International:
‘We zijn ons veel bewuster van de risico’s in onze keten’
Catz International is een 165 jaar oude Nederlandse handelsorganisatie. Het bedrijf handelt in specerijen, kokosproducten, noten, gedroogd fruit, gedroogde groenten en kruiden, vooral afkomstig uit Azië en Zuid-Amerika. Thomas Mulder, supply chain coördinator, over de IMVO-uitdagingen waar Catz voor staat.
Hoe belangrijk is voor jullie het thema IMVO?
“We zijn er de laatste jaren steeds bewuster en steeds meer mee bezig. Wij zien dat het alleen maar belangrijker wordt om te weten hoe toeleveringsketens in elkaar zitten en welke risico’s er spelen. Dat is in ons geval een hele klus, want we halen heel veel verschillende producten uit heel veel verschillende landen. Dat betekent dat we keuzes moeten maken. Het is onmogelijk om alle ketens tegelijk aan te pakken.”
Welke keuzes hebben jullie gemaakt?
“We hebben gekeken waar onze grootste volumes producten vandaan komen en welke risico’s daar spelen. Op basis daarvan hebben we een selectie gemaakt van risico’s die de hoogste prioriteit hebben. Eén daarvan is kinderarbeid. Dit is een hoog risico in alle landbouwketens en dus ook in onze ketens.
Met hulp en begeleiding van de KNSV zijn we anderhalf jaar geleden met twee projecten begonnen gericht op de bestrijding van kinderarbeid. Vanuit het Fonds Bestrijding Kinderarbeid hebben we daar ook subsidie voor gekregen. Het ene project richt zich op de gemberketen in Nigeria, het andere op de kokosketen in de Filippijnen. Wij hebben onze leveranciers gevraagd of ze hieraan wilden meewerken.
We vinden het belangrijk om bij projecten met eigen ogen te zien wat er gebeurt, maar vanwege corona was het niet mogelijk om te reizen. Daarom voert de Fair Labour Association namens ons het veldonderzoek uit. De FLA heeft kantoren en contacten in die landen. Het voordeel hiervan is dat de lokale experts die het onderzoek uitvoeren het land, de cultuur en de taal kennen. Ze praten niet alleen met de mensen in de fabrieken, maar ook met boeren en arbeiders dieper in de keten. Ze kijken rond op boerderijen en vragen aan de scholen in de omgeving of de kinderen tijdens het oogstseizoen naar school komen. Op die manier ontstaat een compleet beeld van wat er speelt.”
En als er sprake blijkt te zijn van kinderarbeid?
“Dan gaan we onderzoeken wat de oorzaken zijn en of wij daarop actie kunnen ondernemen. Er is nooit één oorzaak aan te wijzen waarom kinderen aan het werk zijn. Het kan te maken hebben met lage lonen, maar ook met het gebrek aan scholen, de oogststijd en de cultuur. Het tegengaan van kinderarbeid vergt een brede aanpak van allerlei problemen. Wij gaan samen met de FLA kijken wat wij kunnen doen.”
Jullie zijn met twee projecten gestart. Kun je daarmee al een verschil maken?
“Het lijkt misschien een druppel op een gloeiende plaat. Maar twee projecten zijn voor een bedrijf van onze omvang, 50 medewerkers, al een hele klus. Ik word gesteund door mijn leidinggevende en directeur, maar er staat geen hele MVO-afdeling achter mij. Het doel is dat we de lessen die we met deze projecten opdoen, gaan toepassen op onze andere ketens. Het is een beweging die op gang komt en steeds verder gaat.
We hebben nog heel veel te leren. Mede door de trainingen van de KNSV zijn we ons veel bewuster geworden van wat er speelt in de ketens en dat wij daar medeverantwoordelijkheid voor dragen. Het convenant geeft ons de kans om van andere bedrijven en partijen te leren en om ervaringen te delen. Mogelijk kunnen we ook met andere partijen gaan samenwerken.
Het is voor ons heel belangrijk om hierin stappen te maken. Straks komt er IMVO-wetgeving die bedrijven gaat verplichten om due diligence uit te voeren. Ik denk dat wij tegen die tijd een voorsprong hebben ten opzichte van bedrijven die nog niet met IMVO bezig zijn.”
Superunie - Cindy Verhoeven
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel Superunie:
‘Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt’
Superunie, de inkoopcoöperatie van dertien aangesloten supermarkten, wil in 2025 voor tien focusproducten de hele keten in beeld hebben, inclusief de risico’s en mogelijke verbeteringen.
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel, merkt dat de praktijk nog weerbarstiger is dan ze al dacht.
Hoever zijn jullie met de focusproducten?
“We zijn begonnen met bananen, thee, tomatenconserven en cacao. We brengen de ketens in beeld, inventariseren de risico’s en maken een plan om die aan te pakken. We doen mee aan twee convenantsprojecten: het leefbaar loon-bananenproject en het tomatenproject.
Het bijzondere aan het tomatenproject is dat het in Europa speelt en niet overzee. Het is goed dat de FNV erop heeft aangedrongen om hiermee als convenant aan de slag te gaan. Hoe kunnen we in Zuid-Amerika of Azië over risico’s beginnen, als we de problemen in onze eigen Europese productieketens laten zitten? Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt.
Het onderzoeksbureau ImpactBuying heeft dit jaar in opdracht van CBL en FNV onderzoek gedaan naar de sociale issues in de Italiaanse tomatenconservenketen en hoe Nederlandse retailers en producenten daar binnen hun invloedssfeer positieve impact kunnen creëren. Het rapport wordt in januari 2022 gepresenteerd. Wat we nu al weten is dat het probleem van slechte arbeidsomstandigheden vooral bij de handmatige pluk van tomaten speelt. Dat plukken gebeurt onder meer door duizenden ‘ongedocumenteerde’ Afrikaanse arbeidsmigranten. De Arbeidsinspectie ziet veel te weinig toe op de arbeidsomstandigheden. Dat leidt tot heel ongewenste situaties.”
Je bent zelf ook gaan kijken in Italië?
“Ik ben meegegaan met de onderzoekers, omdat ik met eigen ogen wilde zien wat er speelt. Ik wil met de voeten in de klei hebben gestaan. We zijn ook bij twee van onze leveranciers op bezoek geweest. Ze vertelden dat de tomaten die zij verwerken machinaal worden geplukt, waardoor het probleem van de arbeidsmigranten bij hen niet speelt. De oogsttijd was net voorbij, daardoor konden we dat niet checken. Maar bij een volgende oogst kunnen we wel gaan kijken of er machinaal of met de hand wordt geoogst en hoe de arbeidsomstandigheden zijn.”
Wat kunnen jullie doen om de situatie te verbeteren?
“ImpactBuying komt met adviezen waar de supermarkten individueel mee aan de slag kunnen en ook met aanbevelingen die CBL, FNLI en FNV samen kunnen oppakken. Superunie heeft als eerste haar ketens helemaal tot aan de boeren in kaart gebracht. Daar begint het mee, anders kun je niet nagaan of en welke risico’s in je ketens voorkomen. Aan de hand van alle inzichten maken we een actieplan voor de komende jaren om meer grip op deze situatie te krijgen.
Daarbij moeten we realistisch zijn: onze invloed is beperkt. Nederlandse retailers en producenten nemen nog geen 5 procent van de tomatenconserven uit Italië af. We kunnen besluiten onze conserven ergens anders vandaan te halen, uit Griekenland bijvoorbeeld. Maar daarmee verandert de situatie in Italië niet en verschuift het probleem alleen maar. Want in andere Zuid-Europese landen speelt vermoedelijk hetzelfde.
De Italiaanse Arbeidsinspectie moet de regels beter handhaven. Maar het achterliggende probleem is dat van de arbeidsmigranten. Dat is een Europees en dus politiek probleem. Daarom moeten we dit probleem in Europa agenderen. Daar ligt ook een taak voor de Nederlandse overheid.”
De eerste focusproducten hebben dus al heel wat lessen opgeleverd?
“We leren stap voor stap. Oplossingen zijn vaak complex en vergen maatwerk. Het kost heel veel tijd om ketens gedetailleerd in kaart te brengen en te begrijpen waarom er gebeurt wat er gebeurt. Hoe werkt deze keten? Wat speelt er allemaal mee? Daarover willen en blijven we met onze leveranciers in gesprek. Niemand wil dat zijn eten geproduceerd is door mensen die het slecht hebben. We hebben alle betrokkenen nodig om samen het hele systeem te veranderen. Daarom werken we samen met de overheid, vakbonden, ngo’s en hun lokale partners. We hopen dat we gaandeweg tot schaalbare methoden komen die we voor meer eigen merkproducten kunnen inzetten. Dan kunnen we grotere en snellere verbeterslagen gaan maken.”
FNV - Jos Hendriks en Vivian Vaessen
Jos Hendriks FNV-bestuurder en Vivian Vaessen, FNV-beleidsmedewerker:
‘IMVO begint in eigen land en in Europa’
Op initiatief van FNV en CBL kwam er in 2021 een onderzoek naar de tomatenoogst in Zuid-Italië. Volgens Jos Hendriks, FNV-bestuurder, en Vivian Vaessen, FNV-beleidsmedewerker Internationale zaken, móest dit onderzoek er komen. “Internationaal verantwoord ondernemen begint in eigen land en in Europa.”
Wat was de aanleiding voor het tomatenonderzoek?
Hendriks: “De Keuringsdienst van Waarde had in een paar uitzendingen laten zien dat er forse problemen zijn in de Italiaanse tomatensector. Dat probleem raakte ook de Nederlandse retailers, want die tomatenconserven liggen hier in de schappen. Wij wilden dat we als convenant actie zouden ondernemen. Hoe kun je elders in de wereld over misstanden en risico’s beginnen als je de problemen in je eigen land of binnen Europa uit de weg gaat?
We zijn blij dat het CBL bereid was om samen met ons onderzoek te laten doen naar wat er in de tomatensector aan de hand is. Het onderzoek is door het CBL en de FNV betaald. De leden van de FNV-sector industrie en agrarisch vonden dit zo’n belangrijke zaak dat ze er geld voor hebben vrijgemaakt.”
Wat heeft het onderzoek opgeleverd?
Vaessen: “Uit het onderzoek, waaraan ook de Italiaanse vakbond FLAI een belangrijke bijdrage heeft geleverd, blijkt dat er echt sprake is van misstanden: lage lonen, zware arbeidsomstandigheden, slechte huisvesting. Wij beseffen dat Nederlandse bedrijven die problemen niet kunnen oplossen, maar ze kunnen die problemen wel aankaarten bij hun leveranciers in Italië en bij de overheid. De Nederlandse overheid moet hierover in gesprek met de Italiaanse overheid. Als vakbond gaan we hierover in gesprek met de Italiaanse en Europese vakbeweging. We mogen deze problemen niet laten bestaan.”
Hendriks: “Doordat wij in dit onderzoek samen met het CBL zijn opgetrokken, hebben we meer begrip voor elkaar gekregen. We doen dingen verschillend, maar we hebben dezelfde stip op de horizon. Ik denk dat we elkaar bij problemen voortaan beter en sneller weten te vinden. Het onderzoek naar de feitelijke situatie is nog maar het begin. De komende tijd zal blijken hoe serieus de Nederlandse producenten en supermarkten hiermee aan de slag gaan om de binnen het IMVO-convenant de beoogde impact on the ground te realiseren.”
Het convenant heeft nog anderhalf jaar te gaan. Waar ligt voor jullie de prioriteit?
Hendriks: “Het belang van vakbondsvrijheid natuurlijk. Dat zou hoger op de agenda moeten. In heel veel landen is die vrijheid er niet. Vakbondsvrijheid is een basisrecht: het recht om voor jezelf en je rechten op te komen. Als arbeiders zich kunnen verenigen en gesprekspartner zijn voor werkgevers en overheid, kunnen alle problemen worden besproken en aangepakt.”
Vaessen: “We zijn in Nederland zo gewend aan het poldermodel en de sociale dialoog, dat we niet beseffen hoe bijzonder dat eigenlijk is. Veel Nederlandse bedrijven hebben er geen idee van hoe slecht het is gesteld met de vakbondsvrijheid in de landen waar zij producten en grondstoffen vandaan halen. Vakbonden leveren een grote bijdrage aan het democratische proces in een land. Een goede sociale dialoog is de beste manier om tot een duurzame keten te komen en is bovendien in ieders belang. Want als werknemers veilig en gezond kunnen werken en een leefbaar loon verdienen, leidt dat tot een verhoging van de productiviteit en een hogere kwaliteit van producten.”
Hendriks: “Het doel van het convenant is om daadwerkelijke verbeteringen te bereiken voor mensen in het begin van de toeleveringsketens. Ik hoop dat we daar het laatste jaar in kunnen versnellen. Wij staan als vakbonden en ngo’s open voor vragen van bedrijven en bieden graag ondersteuning. Maar we zullen ook altijd zelf alert blijven op misstanden en daarvoor binnen het convenant aandacht vragen.”
Ruitenberg Basiqs - Mayke de Bruin
Mayke de Bruin, food innovator, Ruitenberg BasIQs:
‘Wij kunnen niet blijven doen wat we altijd deden’
Ruitenberg BasIQs ontwikkelt ingrediënten voor onder meer snoepfabrikanten. Zoethoutwortel-extract voor drop bijvoorbeeld. Het familiebedrijf in Twello heeft een eigen lab en zoekt naar mogelijkheden om snoep future proof te maken. Mayke De Bruin, food innovator en kartrekker duurzaamheid, over een bedrijf op ontdekkingstocht.
Snoep en duurzaamheid, hoe goed gaat dat samen?
“Dat is dus een van de vragen waar wij het als bedrijf over hebben. Ik denk niet dat snoep ooit uit de wereld verdwijnt, maar de kans is groot dat we er anders mee omgaan. Een van de trends is bijvoorbeeld personalized nutrition: we kunnen straks per persoon bepalen wat iemand aan voedingstoffen nodig heeft. Als dat de toekomst wordt, heeft dat grote gevolgen voor productiebedrijven in de food sector. De hele markt verandert. Hoe kunnen wij daarop anticiperen?
We kunnen niet blijven doen wat we altijd al deden, we moeten met onze tijd mee. Gezondheid en duurzaamheid zijn daarbij de kernwoorden. Wij hebben als voedingsmiddelenbedrijf enorm veel kennis van ingrediënten en voedselstructuren. Kunnen de ingrediënten die wij maken de dragers worden van belangrijke voedingssupplementen? Kunnen we helpen om voedselverspilling tegen te gaan door reststromen te benutten om snoep van te maken? Misschien gaan we straks snoep maken met een veel sterkere smaakbeleving, waardoor je aan een of twee snoepjes genoeg hebt en niet een hele zak snoep tegelijk opeet.”
En daarbij zijn jullie ook bezig met IMVO?
“IMVO wordt steeds belangrijker, ook voor ons als bedrijf. We hebben in 2020 een scan laten maken omdat we wilden weten hoe duurzaam ons bedrijf is, hoe wij positieve impact kunnen maken en welke sustainable development goals (SDG’s) daarbij horen. Op basis van die scan zijn we met vier projecten gestart. Een daarvan was transparantie in onze productketens. Daarmee zitten we in het hart van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen, waarbij we via onze branchevereniging zijn aangesloten.
We zijn begonnen met het in kaart brengen van de zoethoutwortelextract-keten. Onze leveranciers zitten onder meer in het Midden-Oosten. We hebben twee leveranciers gevraagd om ons te helpen om de hele keten stap voor stap in beeld te brengen. We hebben een vragenlijst opgesteld en die met onze leveranciers doorgenomen. De vragen gaan over de productie in de fabriek, de inkopers, de boeren, de arbeiders die de wortels oogsten, de regels die erbij komen kijken en de lonen die worden betaald.
Het is ontzettend leerzaam om te zien hoe de keten in elkaar zit. Het is ook erg leerzaam om vanuit Nederland niet meteen overal wat van te vinden. Wij hebben doorgaans veel te snel een oordeel klaar. Ik probeer eerst maar eens te kijken wat er speelt en waarom dingen gaan zoals ze gaan. Het is interessant om te zien welke dingen al goed gaan en welke dingen beter kunnen.
Als we deze keten in beeld hebben gebracht, gaan we ook met andere ketens aan de slag. We willen weten wat er waar te verbeteren valt. Misschien ontdekken we wel dat we een deel van de ingrediënten veel dichter bij huis kunnen halen. Dat zou heel veel transport en dus uitstoot besparen.”
Krijgen jullie op die ontdekkingsreis hulp van anderen?
“Bij het opstellen en implementeren van IMVO-beleid werken we nauw samen met ons zusterbedrijf Ruitenberg Ingredients. Daarnaast neem ik deel aan de mkb-intervisiegroep van FNLI. Het doel is dat bedrijven elkaar ondersteunen bij hun verduurzamingsproces. De eerste bijeenkomst ging bijvoorbeeld over communicatie en hoe je binnen je bedrijf draagvlak kunt creëren voor IMVO en due diligence. Het mooie van zo’n intervisiebijeenkomst is dat het echt gaat over waar bedrijven tegenaanlopen, zonder de schone schijn op te houden. Juist daardoor kunnen we elkaar verder helpen. FNLI heeft ook allerlei tools ontwikkeld die daarbij kunnen helpen. Wij hoeven het wiel dus niet helemaal zelf uit te vinden.
Ik zie ons bedrijf niet echt als voorbeeld voor andere kleine bedrijven die met IMVO aan de slag willen. Wij zijn ook nog maar net begonnen. Maar misschien kan ik juist daarom tegen andere bedrijven zeggen: begin gewoon met een eerste stap. En laten we van elkaar leren.”
FNLI - Anneloes Hodes
Anneloes Hodes, beleidsadviseur FNLI
‘Het convenant helpt bedrijven zich voor te bereiden op IMVO-wetgeving’
Branchevereniging FNLI zag in het derde convenantsjaar de betrokkenheid van voedingsmiddelenbedrijven toenemen; ook van de kleinere. Volgens FNLI-beleidsadviseur Anneloes Hodes begint due diligence voor steeds meer bedrijven concreet te worden.
Is er in het derde convenantsjaar vooruitgang geboekt?
“Het lukt steeds beter om due diligence praktisch toepasbaar te maken. Veel mkb-bedrijven hadden voor het convenant geen idee wat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen voor hen betekenen. Niet dat ze zich niet verantwoordelijk voelen voor hun aanvoerketens, maar de OESO-richtlijnen staan heel ver van de dagelijkse praktijk. Daarom hebben de convenantspartijen veel energie gestoken in de ontwikkeling van instrumenten waarmee bedrijven concreet aan de slag kunnen. De online self-assessment tool is daar een mooi voorbeeld van. Bedrijven die deze vragenlijst invullen, krijgen via factsheets en het stappenplan informatie om hun due diligence proces te verbeteren. We hopen dat we hiermee een steeds bredere groep bedrijven bereiken. Dit jaar zijn er meer dan 40 nieuwe bedrijven bij die de vragenlijst hebben ingevuld.”
Waar ligt de prioriteit voor het vierde convenantsjaar?
“We blijven de webtool verbeteren en aanvullen, bijvoorbeeld met meer factsheets over producten. Ook blijven we webinars en bijeenkomsten organiseren over specifieke thema’s. We gaan ook door met de intervisiebijeenkomsten waar vergelijkbare bedrijven kennis en ervaring kunnen uitwisselen. En verder blijven we nauw samenwerken met de achttien brancheverenigingen die bij FNLI zijn aangesloten, zoals de vereniging voor de bakkers en voor de zoetwarenfabrikanten. Zij zitten dichter op hun leden en weten daardoor beter waar bedrijven tegenaanlopen als het gaat om IMVO-risicomanagement. De uitkomsten van de online self-assessment tool geven daar ook inzicht in.”
Heeft het convenant al tot verbeteringen ‘on the ground’ geleid?
“Er gebeurt heel veel ‘on the ground’. Zowel in de vorm van activiteiten die vanuit het convenant worden georganiseerd, als in de vorm van activiteiten die buiten het convenant plaatsvinden. Daarom voegen wij aan de monitoringrapportage van dit jaar ook weer een sectorrapportage toe waarin we verslag doen van projecten in belangrijke grondstofketens: cacao, koffie, soja en palmolie en dit jaar voor het eerst ook van rijst en cashew. Vaak gaat het om internationale projecten die samen met internationale en lokale ngo’s en andere stakeholders worden uitgevoerd. Wij zien het als aanvullingen op het convenant, omdat het doel hetzelfde is: verbeteringen bereiken voor mensen in het begin van de toeleveringsketens.
Ik begrijp dat de buitenwereld het allemaal te langzaam vindt gaan. Maar hoe meer en dieper we graven in toeleveringsketens, hoe meer we te weten komen over dingen die misgaan. Dat is juist de bedoeling van het due diligence proces: kijken wat er mis is en wat we kunnen doen om dat aan te pakken. Ik denk dat de buitenwereld niet goed weet hoeveel bedrijven al doen om hun ketens te verduurzamen. Er ligt zeker een uitdaging voor bedrijven om daar beter over te communiceren.”
Gaat IMVO-wetgeving het proces van verduurzaming versnellen?
“Het belang van Europese wetgeving is dat er een gelijk speelveld komt voor bedrijven in Europa. Dat betekent dat alle bedrijven met een zekere omvang met due diligence aan de slag moeten. Het convenant helpt bedrijven om zich daarop voor te bereiden. Ik hoor geregeld van bedrijven dat ze blij zijn dat ze met hun vragen over IMVO-risicomanagement bij ons als branchevereniging terecht kunnen. Daar doen we het voor. We zijn in het convenant gestapt om positieve verandering bij voedingsmiddelenfabrikanten te bereiken.”
Woord en Daad - Jacob van der Duijn Schouten
Jacob van der Duijn Schouten, politiek adviseur van Woord en Daad:
‘De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen’
Woord en Daad werd lid van het convenant om positieve impact te bereiken voor mensen in kwetsbare situaties. Dat ging langzamer dan politiek adviseur Jacob van der Duijn Schouten had verwacht. Hij hoopt dat het met een cashewproject gaat lukken om bij te dragen aan transparantie, een leefbaar loon en minder CO2-uitstoot in West-Afrika en Azië.
Tevreden over de voortgang van het convenant?
“Het wordt spannend of we de doelstellingen gaan halen, want de einddatum van het convenant komt in zicht. Er is de afgelopen jaren veel tijd en energie gestoken in trainingen voor bedrijven en in de ontwikkeling van praktische hulpmiddelen voor due diligence, zoals een online self-assessment tool. In deze tool wordt bedrijven nu ook gevraagd welke producten bedrijven importeren en uit welke landen. We kunnen pas samen iets gaan doen als we daar inzicht in hebben. Als we uit de data afleiden dat er grote inkoopvolumes uit bepaalde risicogebieden komen, biedt dat de mogelijkheid om voor die productlandcombinaties gezamenlijk risicoanalyses maken. Daar hebben we via FVO ook subsidie voor gekregen. We horen graag van bedrijven wat volgens hen de grootste risico’s zijn waar we in gezamenlijkheid werk van kunnen maken.”
Jullie zouden een cashewnotenproject willen starten?
“Klopt. Wij hebben veel kennis over en netwerken in landen waar cashewnoten worden geproduceerd. Dat geldt ook voor Cordaid en CNV. Wij kunnen bedrijven ondersteunen bij het in kaart brengen en aanpakken van risico’s in deze keten. We hebben met z’n drieën een projectvoorstel voorbereid, waar we samen met bedrijven graag mee aan de slag willen.
Wat ons betreft zijn er drie projectdoelen: transparantie, leefbaar loon en CO2-reductie. We willen bedrijven allereerst helpen om inzicht te krijgen in hun cashewketen: waar komen hun cashewnoten vandaan en wie zijn er bij de productie betrokken? Vervolgens willen we samen met de bedrijven onderzoeken of de arbeiders op het land en in de fabrieken een leefbaar loon verdienen, zodat zij hun gezinnen kunnen onderhouden en hun kinderen naar school kunnen laten gaan. En als derde willen we onderzoeken hoe de CO2-uitstoot van de productie omlaag kan worden gebracht. Zodra het projectvoorstel is goedgekeurd, kunnen we van start. De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen.”
De ngo’s en vakbonden hebben ook het idee opgevat voor een ‘local expert network’.
“Daar zijn wij ook actief bij betrokken. Het idee is om trainingen te geven aan experts en consultants in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. De deelnemers leren om risicoanalyses te maken volgens de OESO-richtlijnen voor due diligence en worden ook getraind om die kennis over te dragen aan andere experts in hun omgeving. Op die manier ontstaat een groeiend netwerk van lokale experts. Bedrijven in Nederland kunnen die experts inschakelen om te onderzoeken wat er op een productielocatie en dieper in de keten gebeurt. Lokale experts weten veel beter wat er in de keten speelt dan buitenlandse experts die een korte periode langskomen om onderzoek te doen.”
Jullie werken ook mee aan trainingen?
“Klopt. Wij leveren een bijdrage aan de Nevi-training IMVO en Inkoop. Nevi is het kennisnetwerk voor inkoop, contract- en supplymanagement. Die training is bedoeld voor iedereen in het bedrijfsleven die te maken heeft met duurzaamheid, inkoop en IMVO.
Daarnaast is er vanuit het convenant een training ‘IMVO en toepassing OESO-richtlijnen in de praktijk’ ontwikkeld. Het doel is om deelnemers inzicht te geven in de belangrijkste aspecten van IMVO en de internationale richtlijnen. De nadruk ligt daarbij op de toepassing in de praktijk. Wij laten in die trainingen met concrete voorbeelden zien welke risico’s wij bij ons werk tegenkomen, bijvoorbeeld in West-Afrikaanse landen, en hoe die kunnen worden aangepakt.”
Gaat het dan toch lukken om impact ‘on the ground’ te bereiken?
“Daar gaan we wel voor. Wij staan als ngo’s en vakbonden klaar om bedrijven te ondersteunen bij lopende én nieuwe projecten. Mede dankzij het SER-secretariaat, dat wil ik ook benoemen. Het secretariaat trekt er enorm hard aan om acties en projecten van de grond te krijgen.”
Cordaid - Dicky de Morrée
Dicky de Morrée, adviseur business & human rights Cordaid:
‘Met gezamenlijke projecten bereiken we echte impact’
Een convenant vraagt geduld. Dat is voor Cordaid nog steeds wennen, vertelt adviseur Dicky de Morrée. “Het heeft veel tijd gekost om de nodige instrumenten voor due diligence te ontwikkelen. Maar hopelijk gaan we nu vaart maken met projecten die echt verschil maken voor mensen in het begin van de keten.”
Hoe kijken jullie terug op het derde convenantsjaar?
“Het doel van het convenant is om echte verbeteringen te bereiken voor de mensen aan het begin van de voedingsmiddelenketen, zoals kleine boeren en arbeiders op het land. Dat doel hebben we nog niet gehaald. Misschien zijn wij als ngo nog wat te ongeduldig. Ik denk vaak: kom, laten we vaart maken en dingen doen die voor mensen het verschil maken: kinderarbeid bestrijden, milieuvervuiling tegengaan, discriminatie aanpakken.
De focus lag de eerste jaren vooral op de ondersteuning van bedrijven bij hun due diligence proces. De online self-tool die FNLI samen met andere convenantspartijen heeft ontwikkeld, geeft mkb-bedrijven inzicht in hoe ver ze zijn met de zes stappen van due diligence. Ook wordt hen gevraagd om op een lijst van risicoproducten aan te vinken welke producten ze inkopen en uit welke landen. Ik hoop dat heel veel bedrijven de self-assessment tool invullen, zodat we concreter inzicht krijgen in de specifieke landen, ketens en risico’s waarmee bedrijven te maken hebben. Dat is in de afgelopen jaren nog onduidelijk gebleven.
Als we weten wat de grootste knelpunten en risico’s zijn, kunnen we bedrijven gerichter ondersteunen en adviseren. Als er meerdere bedrijven in dezelfde landen en/of ketens actief blijken te zijn, kunnen we mogelijk een project opzetten. Door gezamenlijk projecten uit te voeren, bereiken we meer impact voor mensen in het begin van de keten.”
Wat kan Cordaid voor bedrijven betekenen?
“Wij hebben kantoren in Afrika, Latijns-Amerika en Azië, met medewerkers die veelal afkomstig zijn uit de betreffende landen. Ze kennen de cultuur, spreken de taal van het land en hebben veel kennis en ervaring die ze met bedrijven kunnen delen. Ze kunnen bedrijven bijvoorbeeld in contact brengen met experts in Indonesië die alles weten van de kaneelketen of met experts in West-Afrika die alles weten van de mangoketen.
Het perspectief van mensen die zelf in productielanden wonen en werken is anders dan het perspectief van buitenstaanders. Dat is ook precies de reden waarom we als ngo’s en vakbonden het idee voor een Local Expert Network hebben bedacht. We gaan lokale experts opleiden om in hun eigen regio’s risicoanalyses te maken volgens de OESO-richtlijnen. Nederlandse bedrijven die de risico’s op productielocaties willen onderzoeken, kunnen hiervoor straks terecht bij dat netwerk.
Deze aanpak levert betere risicoanalyses op. Lokale experts zijn in staat om een deel van de ketens in kaart brengen dat vanuit Nederland het moeilijkst inzichtelijk te maken is: de kleine boeren, de pachters en de arbeiders op het land. We hebben het zelf gezien bij een kokosnotenproject op de Filippijnen. De medewerker die de risicoanalyse uitvoerde, had zelf als kind in kokosbomen geklommen om kokosnoten te oogsten. Hij wist precies waar hij op moest letten en welke vragen hij moest stellen.
Een voordeel van zo’n lokaal netwerk is bovendien dat de kosten van risicoanalyses lager zijn dan als deze worden uitgevoerd door consultants die vanuit Nederland worden ingevlogen.”
Wanneer wordt het local expert network actief?
“Vanwege corona en de reisbeperkingen heeft de start van het project vertraging opgelopen. Het eerste deel van de IMVO-training geven we nu online: vijf webinars over de basiskennis van due diligence en enkele belangrijke risico’s. Het tweede deel is een fysieke training van drie dagen gericht op de vaardigheden die nodig zijn om een risicoanalyse te maken. We moeten kijken wanneer dat weer kan. Daarnaast is er tijd nodig om de aanpak verder uit te werken. Hoe geven we het netwerk vorm, wat zijn de eisen aan experts, zijn er mogelijkheden om te leren en te ontwikkelen, wie gaat het platform beheren? Daarover moeten nog knopen worden doorgehakt. Het netwerk wordt opgezet voor de voedingsmiddelensector, maar kan wellicht later ook worden verbreed naar andere sectoren.”
Het convenant duurt nog anderhalf jaar, gaat het lukken in die tijd?
“Tsja. De convenantsperiode was te kort of wij zijn te langzaam om de gestelde doelen te bereiken. Maar als het convenant is afgelopen, blijven het netwerk en alle instrumenten die we hebben ontwikkeld zeker van waarde. Er komt IMVO-wetgeving aan, waardoor bedrijven verplicht worden om due diligence uit te voeren. Het netwerk en de instrumenten zullen dan hard nodig zijn. Het convenant zal aflopen, maar het werk gaat verder.”
KNSV - Henri de Haan
KNSV-voorzitter Henri de Haan:
‘Laten we als branche een voorbeeld stellen met een 100 procent duurzame keten’
Van de 60 leden van de Koninklijke Nederlandse Specerijen Vereniging zijn er zo’n 30 die daadwerkelijk specerijen inkopen en daarmee invloed hebben op de aanvoerketen. Henri de Haan, KNSV-voorzitter en salesmanager bij Nedspice, wil die allemaal meekrijgen op weg naar een 100 procent duurzame keten.
De héle keten 100 procent duurzaam?
“Waarom niet? We zijn een relatief kleine branche, maar als wij samen zouden besluiten dat we de komende jaren toewerken naar een 100 procent duurzame keten, dan stellen we een daad en kunnen we een voorbeeld zijn voor andere landen en sectoren. Bovendien anticiperen we daarmee op Europese en Nederlandse due dilligence wetgeving.”
Het convenant loopt nog tot de zomer van 2023.
“Het werk waar we als convenant aan zijn begonnen, is over anderhalf jaar nog niet klaar, maar zal ook nooit klaar zijn. Het uitvoeren van IMVO-risicomanagement wordt een standaard onderdeel van de bedrijfsvoering. Hopelijk kunnen we de samenwerking met CBL, FNLI, ngo’s, vakbonden en overheid na afloop van het convenant in een bepaalde vorm voortzetten. Want samenwerking is heel belangrijk om als voedingsmiddelensector stappen te kunnen zetten op het gebied van duurzaamheid.”
Zit er vooruitgang in de due diligence van KNSV-leden?
“De self-assessment tool is in het derde jaar door twaalf bedrijven ingevuld. Elke bijeenkomst of training over due diligence die we organiseren, wordt goed bezocht. De leden zijn dus echt betrokken, maar we kunnen pas tevreden zijn als we erin slagen om alle ketens daadwerkelijk te verduurzamen. Het gezamenlijk uitvoeren van projecten kan daarbij helpen, als voorbeeld en oefening. Maar het doel moet zijn om álle producten in de voedingsmiddelensector te verduurzamen.
Het is de normaalste zaak van de wereld om te meten of een product aan de eisen voor gezondheid en veiligheid voldoet. We meten bijvoorbeeld of een product niet te veel chemicaliën bevat. Het zou net zo normaal moeten worden om te controleren of producten zonder schade voor mensen, dieren of milieu worden geteeld, gekweekt, bewerkt en geproduceerd. Dat is de stap die we nu met z’n allen moeten zetten.”
Wat houdt bedrijven tegen?
“De angst om kwetsbaar te zijn, om te erkennen dat er in de keten dingen misgaan en de mogelijke reputatieschade die je daardoor kunt oplopen. Die kwetsbaarheid durven niet alle bedrijven aan. Terwijl het juist logisch is dat als je de hele keten en alle risico’s in kaart brengt, je dingen tegenkomt die beter moeten. Dat blijven we als KNSV ook uitleggen.
De self-assessment tool laat zien waar de zwakke plekken in het IMVO-risicomanagement zitten en wat de punten zijn waaraan bedrijven kunnen werken. De KNSV ondersteunt haar leden daarin, bijvoorbeeld door best practices te delen en door contacten te leggen met relevante partijen. Voor bedrijven voelt het vaak als een risicovolle stap om met andere partijen in een project aan een zwakke plek te werken. Ook daar wil de KNSV een rol in vervullen.”
Spelen de kosten ook mee?
“Verduurzaming kost geld. In het begin zeker. Je moet tijd en aandacht aan due diligence besteden, misschien ga je een hogere prijs voor producten betalen. Aan de andere kant levert het ook veel op, zeker op de lange termijn. Door risico’s aan te pakken, worden aanvoerketens een stuk robuuster. En je krijgt er betere relaties door met de leveranciers en met klanten. Laatst sprak ik een leverancier die met zijn klanten was gaan praten nadat de prijzen voor containervervoer vorig jaar de lucht in waren geschoten. Daar was in de lopende contracten geen rekening mee gehouden. De leverancier raakte hierdoor in problemen. Toen hij dat open met zijn klanten besprak, was een aantal van hen bereid een hogere prijs te betalen. Dat kostte hun meer, maar de relatie met de leverancier werd sterker dan ooit. Met andere woorden, door verantwoordelijkheid te delen voor de omstandigheden waarin wordt geproduceerd, neemt de houdbaarheid van je business toe.”
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken:
IMVO breed uitdragen en verbindingen leggen
De overheid heeft binnen het IMVO-convenant Voedingsmiddelen de taak om het belang en de noodzaak van IMVO breed uit te dragen: in Nederland, Europa en wereldwijd. Buiten het convenant om zet zij in op IMVO-wetgeving.
Inzet postennetwerk
Een van de rollen die de overheid binnen het convenant heeft, is verbinding leggen tussen Nederlandse bedrijven en buitenlandse organisaties. De Nederlandse ambassades en consulaten spelen hierbij een belangrijke rol. Lokale medewerkers op deze posten hebben kennis van de lokale context en een uitgebreid netwerk bij bedrijven, brancheorganisaties, maatschappelijk middenveld en de lokale overheid. Dit kan van waarde zijn in een ketenonderzoek of bij het benaderen van partijen voor een collectief impactproject.
Een voorbeeld is het door FNV en CBL geïnitieerde onderzoek naar de tomatenketen in Zuid-Italië in 2021. De Nederlandse ambassade in Rome is door de onderzoekers benaderd en heeft na een verkennend gesprek contact gelegd met verschillende relevante partijen. Ook heeft de ambassade informatie verzameld over recente ontwikkelingen in de Italiaanse wet- en regelgeving voor de landbouwsector en over de stand van zaken rond de problematiek in de Italiaanse tomatenketen.
Belang van samenwerking
Geen enkele supermarkt of voedingsmiddelenbedrijf kan de voedingsmiddelensector in zijn eentje verduurzamen. De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, de ruggengraat van de convenantenaanpak, nodigen bedrijven uit tot samenwerking bij de toepassing van gepaste zorgvuldigheid (due diligence). Het IMVO-convenant Voedingsmiddelen biedt bedrijven de mogelijkheid om de hulp van andere convenantspartijen in te roepen. De overheid, ngo’s en vakbonden kunnen bedrijven met hun kennis, ervaring en netwerken ondersteunen.
Inzet op wetgeving
Buiten het IMVO-convenant Voedingsmiddelen maakt de Nederlandse overheid zich hard voor IMVO-wetgeving, bij voorkeur op Europees niveau. In 2022 wordt hiervoor een voorstel van de Europese Commissie verwacht. In december 2021 heeft de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangekondigd ook nationale IMVO-wetgeving voor te bereiden. Het is aan een nieuw kabinet om te bepalen of die nationale IMVO-wetgeving daadwerkelijk wordt ingediend. IMVO-wetgeving betekent dat een afgebakende groep bedrijven wordt verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in lijn met de OESO-richtlijnen, en op die manier mensenrechten en milieu in hun toeleveringsketens te respecteren.
IMVO-wetgeving maakt sectorale samenwerking niet overbodig. Integendeel: de uitvoering van due diligence kan effectiever zijn als bedrijven samenwerken. Zeker als ze daarbij ondersteuning krijgen van overheid, ngo’s en vakbonden. De verplichting om als individueel bedrijf due diligence uit te voeren, kan dus juist een prikkel zijn om meer samen te werken.
Ferrero - Francesco Tramontin
Francesco Tramontin, vice-president EU Institutional Relations Ferrero:
‘Internationale wetgeving zorgt voor een systeemverandering’
De Ferrero Groep is een familiebedrijf met als motto ‘Waarden delen om waarde te creëren’. Volgens Francesco Tramontin, vice-president EU Institutional Relations, betekent dat: zorg dragen voor (oud-) werknemers, consumenten en alle lokale gemeenschappen waarin het bedrijf actief is.
Wat zijn jullie grootste uitdagingen op het gebied van IMVO?
“Onze belangrijkste grondstoffen zijn palmolie, cacao en hazelnoten. Wij hebben voor deze grondstoffen de grootste risico’s in kaart gebracht, met behulp van EcoVadis, het platform voor duurzaamheidsbeoordelingen. De grootste risico’s zijn mensenrechten, biodiversiteit, bestrijding van ontbossing en duurzame landbouw.”
Hoe pakken jullie risico’s aan, bijvoorbeeld in de palmolieketen?
“We investeren al sinds 2005 in het verduurzamen van onze palmolieketen. In 2015 waren we een van de eerste bedrijven die 100% gescheiden RSPO-gecertificeerde palmolie gebruiken. Dat is duurzame palmolie die volledig wordt gescheiden van conventionele palmolie. Daarnaast ondersteunen wij verschillende projecten om de duurzaamheidsstandaard in de keten te verhogen. Zo werken we samen met de Earthworm Foundation om ontbossing tegen te gaan. Door middel van satellietmonitoring in palmoliewinningsgebieden signaleren wij misstanden en proberen wij positieve veranderingen te bewerkstelligen. In 2020 en 2021 hebben wij van alle voedselproducenten de hoogste score behaald op de WWF Palm Oil Buyer Score Card. Dat zien wij als een belangrijke erkenning van onze inspanningen op het gebied van duurzame palmolie.”
Gaat het lukken om alle toeleveringsketens te verduurzamen?
“Structurele problemen in de ketens kunnen niet door één bedrijf alleen worden opgelost. Om een systeemverandering te bereiken, is een internationaal wetgevingskader nodig dat alle actoren in de waardeketen een gelijk speelveld biedt. Voor een bedrijf als Ferrero, dat wereldwijd actief is, is dit van cruciaal belang. Wij zien de aangekondigde EU-initiatieven op het gebied van ontbossing en due diligence als een kans om echte systeemimpact te bereiken. We nemen deel aan initiatieven als de Cocoa Coalition om de EU te ondersteunen bij het ontwikkelen van wetgeving die positieve impact heeft voor mensen en planeet.”
Helpt het om lid te zijn van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen?
‘Wij geloven in het belang van partnerships, waarbij overheden, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld samenwerken om de voedingsmiddelenketen te verbeteren en de sustainable development goals te bereiken. Partnerschappen bieden de kans om van anderen te leren, goede voorbeelden uit te wisselen, de inspanningen te vergroten en tot een gerichte aanpak te komen. Daarom hechten wij grote waarde aan samenwerkingsverbanden, zowel wereldwijd als lokaal.”
Bereiken jullie echte impact voor mensen in het begin van de ketens?
“Absoluut. In 2019 en 2020 hebben we met onze programma’s in de cacaoketen 15.000 mensen ondersteund met inkomsten-genererende activiteiten. We hebben 157.000 boeren een premie betaald boven op de reguliere cacaomarktprijzen en 118.000 boeren een training gegeven om hun landbouwpraktijken te verbeteren. Ook hebben we meer dan 1 miljoen cacaozaailingen uitgedeeld. Een soortgelijk programma hebben we voor de verbetering van de hazelnootketen: Ferrero Farming Values (FFV). Het afgelopen jaar hebben we zo'n 450 hazelnootboomgaarden bezocht, goed voor meer dan 75.000 hectare en 24.708 boeren. Ook werken we al jaren samen met CAOBISCO en ILO aan een programma om gezinnen te ondersteunen en kinderen naar school te laten gaan. Daarmee bereiken we echte verbeteringen voor mensen in het begin van onze ketens.”
CNV Internationaal - Marieke de Vries den Hollander
Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur CNV Internationaal:
‘De beschikbaarheid van lokale expertise wordt heel belangrijk’
Samen met bedrijven projecten uitvoeren. Een netwerk van lokale experts opzetten. Dat zijn de dingen die een IMVO-convenant voor het CNV waardevol maken. Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur bij het CNV Internationaal, over het belang van impact maken.
Hoe kijken jullie naar de voortgang van het convenant?
“Het was de bedoeling van het convenant om minstens vijf projecten leefbaar loon en twee projecten klimaatverandering te starten, maar zover zijn we nog niet. Als vakbonden en ngo’s staan wij te popelen om met bedrijven samen te werken, bijvoorbeeld in de ketens van bananen, palmolie of cashew. Ik hoop dat er in 2022 nog enkele projecten van start gaan. Een cashewproject in ieder geval, en wellicht ook palmolie- en suikerprojecten als bedrijven daar belangstelling voor hebben.
Er is de afgelopen jaren veel energie gestoken in de ontwikkeling van tools waarmee bedrijven, ook kleinere mkb-bedrijven, met due diligence aan de slag kunnen gaan. Denk aan de online self-assessment tool, het due-diligence stappenplan en de factsheets. Het is mooi dat die tools er nu zijn.
Wij hebben als CNV zes factsheets aangeleverd voor de grondstoffen rijst, thee, soya, palmolie, suiker en cashew. Daarmee krijgen bedrijven globaal inzicht in de grootste risico’s in die ketens, zoals kinderarbeid, seksueel misbruik en het gebrek aan vakbondsvrijheid. Bedrijven die meer willen weten over specifieke risico’s in specifieke landen kunnen meer informatie krijgen. In de cashewketen in Azië bijvoorbeeld spelen andere problemen dan in de cashewketen in West-Afrika.
Het stappenplan gaat bedrijven helpen voortgang te maken. Doordat het stappenplan aan de online tool is gekoppeld, krijgen bedrijven meteen handelingsperspectief. Hopelijk maken de uitkomsten van de self-assessment ook inzichtelijk welke bedrijven in welke landen welke producten inkopen. Met behulp van die data kunnen we ons nog meer op product-landcombinaties en risicoanalyses richten en samen projecten opzetten.”
Kan het toekomstige local expert network daarin ook een rol spelen?
“Dat is wel waarvoor wij als convenantspartijen dit netwerk hebben bedacht. Het netwerk kan een essentiële bijdrage leveren aan de risicoanalyses die bedrijven in het kader van due diligence maken. We beginnen in 2022 met een eerste groep lokale experts, afkomstig uit verschillende landen, en gaan dit netwerk de komende jaren uitbreiden. We leiden de mensen op om lokaal een actieve rol te spelen in de uitvoering en opvolging van risicoanalyses volgens de OESO-richtlijnen. Deze experts kennen de situatie op of rond een productielocatie, zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en kunnen de risico’s staven. Hun risicoanalyse gaat dus verder dan de gebruikelijke audits.
Het eerste deel van de trainingen is vanwege corona online. Hopelijk kunnen we het tweede deel fysiek doen. We organiseren die trainingen per continent, zodat de deelnemers niet de hele wereld over hoeven reizen en we ook lokale casussen kunnen behandelen.”
Richt het netwerk zich exclusief op de voedingsmiddelensector?
“Het doel dat we voor ogen hebben, is breder dan alleen deze sector. De OESO-richtlijnen gelden voor alle sectoren en ketens, daarom is het belangrijk dat er in alle risicosectoren lokale expertise beschikbaar is. Het zou mooi zijn als het local expert network hierin kan gaan voorzien.
Het IMVO-convenant voedingsmiddelen loopt in 2023 af, maar er komt Nederlandse en/of Europese IMVO-wetgeving aan, waardoor bedrijven verplicht worden om IMVO-risicomanagement uit te voeren en daarover verantwoording af te leggen. Wij verwachten dat de beschikbaarheid van lokale expertise voor bedrijven heel belangrijk wordt.”